Op de grond begint ze te jammeren. Ik hijs
haar overeind. Huilend wijst ze naar en paars plasje bij haar voeten.
‘Kots,’ roept Tijm, ‘Linde heeft gekotst!’
Ik zet Jasmijn weg en Linde iets verder van de
bank, en aai over haar haar. ‘Het is niet erg meisje. Kots maar. Op de houten
vloer graag.
In grote golven komt het er nu uit. Ook ik
voel mijn maag draaien. Gal wegslikkend dweil ik de vloer, en Linde’s voeten.
Ik hijs haar in schone kleren en ga zitten.
Nu voel ik me echt beroerd. Ik leg Jasmijn in
bed en kruip rillend onder de deken. Even doe ik mijn ogen dicht. Dan kruipen
er twee lijfjes naast me.
‘Mama. Wat doe je?’
‘Ik voel me niet zo lekker. Ik ben misselijk.
En duizelig. Laat me met rust.’
Rust is een mama niet gegund. Snel zijn ze
terug, met stapels boeken.
Me beseffend, dat dit het meest rustige is dat
er voorlopig inzit, lees ik voor, boek na boek. Door de gordijnen zie ik de zon
verschijnen. Er is mooi weer voorspeld. Al maanden kijken we ernaar uit. ‘Ga
buiten spelen,’ probeer ik.
Ze gaan, zowaar. Ook Linde, miraculeus
opgebloeid. Na een hoop gestommel ga ik polshoogte nemen. Bij de achterdeur
staat een stoel. De voordeur staat wijd open.
‘We kregen de achterdeur niet open.’
‘En dan ga je maar in de voortuin spelen? Je
weet toch, dat dat niet mag,’ roep ik boos.
‘Nee,’ sputtert Tijm verlegen, ‘we wilden
buitenom naar de achtertuin. Maar het hek was dicht.’
Ik doe de achterdeur open, leg een doek in het
gras en ga liggen. Warme sokken en een vest aan. Met mijn ogen stijf dicht en
vingers gekruist probeer ik te genieten van het aarzelende zonnetje. Dan hoor
ik voetstappen. Mijn lijf verkrampt. Twee lijfjes klimmen op me. ‘Eraf,’ kreun
ik. ‘Je doet me pijn.’
De komende minuten ben ik een klimrek, boksbal
en glijbaan tegelijk. Zo beurs ben ik, dat ik ja zeg, als ze vragen of ze kool
mogen plukken. Voor de pie. Voor lunch.
Ik hoor de keukenraad wel die aangesleept
wordt. Ik hoor het knakken van stengels en takken wel. Ik zie de schade en
troep levendig voor me. Net zoals ik voor me zie dat Jasmijn al een kwartier in
haar bed ligt te krijsen. Maar als ik Tijm naar boven stuur om te luisteren dan
is ze zo wakker, of ze het al was of niet.
Dan springt Tijm op en kondigt aan: ‘Ik ga een
korte broek aandoen.’
Als hij terug is, pols ik voorzichtig. ‘Was
het stil boven?’
Op zijn knikken draai ik me nog eens
voorzichtig om.
Later, als papa belt, en ik vraag of hij
misschien wat eerder thuis kan zijn, vanavond, zegt hij zijn best te zullen
doen. Ik zucht. Ik kijk naar buiten en baal. Was het maar niet de de
eerste zomerse dag van het jaar. Dan kon ik tenminste de tv midden op de dag aan zetten zonder schuldgevoel.
O wat erg, mama's mogen niet ziek zijn. En als het even niet anders is, dan mag de tv/dvd/computer altijd aan hoor... vind ik (mijn hulp in bange tijden!)
BeantwoordenVerwijderenhaha love it. zo herkenbaar. xx en beterschap van marien!
BeantwoordenVerwijderenherkenbaar !goed geschreven!
BeantwoordenVerwijderenIk vind je verhalen heerlijk om te lezen. Zo levendig. In ieder geval beterschap toegewenst.
BeantwoordenVerwijderenDan jullie allemaal. Gelukkig lijkt het een van die eendagsvirussen... Ik voel me al een stuk beter en kan gelukkig een beetje van de zon genieten nu!
BeantwoordenVerwijderenNood breekt wet! Maar gelukkig ben je inmiddels weer opgeknapt.
BeantwoordenVerwijderenOh ja, ik heb ook wel eens zo'n gehad toen mijn kinderen nog klein waren. En als je dan in het buitenland woont kan je niet even je moeder bellen (als ze niet werkt, of ver weg woont).
BeantwoordenVerwijderen