woensdag 20 februari 2013

Paradijs?

Het was een hele reis om er te komen. Taxi, vliegtuig, auto, en toen nog anderhalf uur in een Thaise langstaartboot. Met jengelende, moeie, hongerige kinderen keken we reikhalzend de baai in waar ons vakantieparadijs op ons wachtte.

Een paradijs, dat was het, ons houten huisje op palen, in een tuin vol groen. We deelden het huis met een grote gecko, wat kikkers, en een heleboel muggen. Er was een douche onder een boom, en één in een open badkamer achter het huis, waar we, meestal, koud stromend water hadden. Verfrissend in de warme tropenlucht. ’s Nachts koelde het genoeg af om onder een dunne deken te slapen en de airconditioning niet te missen. Recht voor ons huis, over het pad, bonkten de golven van de Andaman zee tegen een mijlenlang parelwit strand. Aan de andere kant, een kwartiertje lopen langs de vijfentwintig andere huisjes, de apenheuvel, de yogazaal aan het strand en de neushoornvogelheuvel lag de baai. De baai die zo ondiep was, dat zelfs Jasmijn er bijna overal kon staan. Met laag water viel hij droog, om tussen uitgestrekte zandruggen kleine poeltjes achter te laten. Een week lang vermaakten we ons op dit strand. We zochten exotische schelpen, bouwden forten die we probeerden te beschermen tegen de opkomende vloed, we bakten taarten die we versierden met zandglazuur en schelpensnoep. We keken naar de apen, die groeven naar krabben, en de vieze luier van Jasmijn weggraaiden.

We staken, met eb, de baai over, om prachtig Thais te eten bij de horizonbar. Terug, met vloed, moesten we zwemmen door het diepste stuk, de tassen op het hoofd en een peuter aan elke arm. Behalve met de apen hoefden we ons paradijselijke strand met bijna niemand te delen.

‘s Avonds aten we in het clubhuis van het resort. Terwijl de kinderen met nieuwe vriendjes verstoppertje speelden keek ik eens in de winkel. Er lag een grote stapel boeken. Ik pakte er een op. Een van de eigenaren van de huisjes, een journaliste, schreef het jaren geleden, na de tsunami van 2004. Ik ging zitten, en bladerde tot waar het spannend werd. Dat had ik niet moeten doen.

Die nacht werd ik, ondanks de koelte, badend in het zweet wakker. Natuurlijk wist ik, hoe die tsunami in Thailand had huisgehouden. Ik wist dat de drie dorpen op het eiland waren verwoest, dat dat vele levens had gekost. Maar ergens voelde dat al als geschiedenis, lang geleden en ver weg. De verhalen die ik las, in dat boek, die waren niet ver weg. Die speelden zich af rond de apenheuvel, de neushoornvogelheuvel, en het clubhuis. Het oude clubhuis, dat er nu niet meer was. Het waren verhalen over mensen die vissen gingen redden van het strand, nadat de zee zich kilometers terugtrok. Over mensen die met verbaasde open mond naar de aanbulderende golf staarden. Over mensen die op het laatst, veel te laat, nog om de neushoornvogelrots heenliepen, in plaats van de steile klifkant te beklimmen, en dat duur moesten bekopen. Heel duur. Over een gezin dat met drie kinderen op vakantie ging, maar met twee naar huis moest.

Het is niet dat die andere honderdduizenden doden minder waard zijn dan dat ene, maar het is dat ene dat me wakker houdt. Dat ene kind dat niet op tijd de neushoornvogelheuvel opkwam. Met zijn tweeën hadden wij moeite genoeg onze drie kinderen naar boven te krijgen. Via de makkelijke route. Wat als Roel net aan het hardlopen is? Wat als ik, in paniek, ze niet mee krijg omhoog? Ik zie mijn drie blonde kindjes voor me en blijf denken, welke, welke, welke?

Gelukkig is met het donker van de nacht de meeste angst ’s ochtends verdwenen. Ik kan weer genieten van ons paradijs, en met respect kijken naar de eilanders, die zoveel opgebouwd hebben, die weer goed kunnen leven in nieuwe huizen. Maar die ook, dat zie ik nu, elke dag moeten leven met die angst. Want je kunt jezelf nog zo vaak vertellen dat zoiets maar één keer gebeurd in de paar honderd jaar… ik slaakte toch een kleine zucht van verlichting toen ik twee dagen later op onze langstaartboot het paradijs weer moest uitzwaaien.

vrijdag 8 februari 2013

Gong Xi Fa Cai

In Nederland kun je als december voorbij is opgelucht ademhalen. Je bent er weer voor een jaar vanaf. Niet dat ze niet leuk zijn, die feestdagen. Integendeel. Maar wel vermoeiend, met drukte, bezoek, werk dat blijft liggen.
In multicultureel Singapore duurt het feestseizoen langer. Het begon vorig jaar in oktober, met Hari Raja Haji, het islamitische offerfeest, ingebracht door de Maleise moslims. Daarna kwam, in november, Deepavali, het Hindoestaanse lichtfeest, dat weer andere immigranten meenamen uit India. Toen, tussendoor, speciaal voor ons, het Hollandse Sinterklaasfeest; op de voet gevolgd door Kerstmis en Oud en Nieuw. Net als Europa was Singapore in december drukker met winkelen, eten en op vakantie gaan, dan werk en nuttige zaken.

Maar nu in Europa iedereen zich zuchtend door de taaie, saaie laatste wintermaanden sleept moet in Singapore het grootste feest van het jaar nog beginnen: Chinees Nieuwjaar. Of ‘Lunar New Year’ zoals het in het politiek correcte Singapore, waar etnische referenties taboe zijn, wordt genoemd. Of het Lente festival. Onder welke naam ook, het vijftien dagen durend festijn zet de stad op zijn kop. De rood-gouden kerstversieringen maken plaats voor de rood-gouden chinees nieuwjaar versieringen. Rood, dat de boze geesten wegjaagt.

Alle tradities, mythologie en symbolen van dit complexe feest beschrijven, er is geen beginnen aan. Observaties, die van de met open mond toekijkende buitenlander, die heb ik wel. Deze lichten een tipje, een klein tipje, van de rode sluier van het chinese nieuwjaar op.

Als eerste zien we de oneindig lange rijen onnatuurlijk volgeladen miniatuur sinaasappelboompjes, waarvoor de rijen uit de VS geïmporteerde sparren in het tuincentrum hebben plaatsgemaakt. Het chinese woord mandarijn klinkt net als het woord geluk, dat voor sinaasappel als rijkdom. Twee dingen die iedereen in het nieuwe jaar wel wil, en de mandarijn-sinaasappel is een van de belangrijkste symbolen voor het chinese nieuwjaar. Overal zie je het sappig oranje gouden fruit. Hoog opgetast in winkels, om te geven aan vrienden en familie, of simpelweg tentoon te stellen in je huis. Ook ik wil een boom aanschaffen, ware het niet dat Jasmijn het met nare chemicaliën volgepompte fruit in haar mond blijft stoppen. We houden het bij ananassen, de plastic gevouwen exemplaren waar ook de lantarenpalen in ons condo mee volhangen.

Wat niet volhangt met fruit en rode lampions wordt met bloesemtakken versierd, want ook de aankomende lente wordt gevierd. Het tuincentrum staat verder vol planten, met gele, oranje en roze bloemen, of juist groen, en ik zoek een pot ‘lucky bamboo’ uit, de groene staken die gezondheid, geluk, liefde én overvloed moeten brengen. Tijm en Linde kiezen voor hun kamer een ‘lucky carrot’, een dikke, beglitterde radijs. Wat die hen zal brengen is mij niet helemaal duidelijk, maar mooi is hij wel.

Zoals bij ons in december, zijn de Singaporese huizen in januari en februari vol en versierd. Maar eerst moet alles nieuw, fris en schoon. Een maand van tevoren wordt er begonnen met boenen en schrobben. Deuren en kozijnen worden geverfd. Alle sporen van ongeluk en naars worden weggeveegd. De auto van de buurvrouw, glimmend gepoetst door haar zoon, is overtrokken met een hoes, zodat hij schoon blijft.

In de afgeladen supermarkten laden de Chinese Singaporeans hun wagens voller dan vol met meer dan alleen sinaasappels, voor een ander belangrijke onderdeel van het feest: eten. De vooravond van het nieuwe jaar wordt gevierd met een uitgebreide familiereünie, waar anders dan rond een volgeladen tafel. Maar verder geldt: zoveel dagen, zoveel gebruiken, zoveel gerechten. Meer zelfs. Alles in dubbele, even aantallen, voor dubbel geluk. Vooral gerechten zijn populair waarvan de naam klinkt als iets, dat in het nieuwe jaar gewenst is. Lotus zaad: mannelijk nageslacht. Varkenstongen: winst. Zeewier en oesters: rijkdom en goede zaken. Sla: groeiend vermogen. Gedroogde tofu: vervulling van geluk en welvaart. Verse tofu daarentegen wordt geweerd. De kleur wit staat voor dood en ongeluk.

Met verbijstering kijken we in de supermarkt naar de blikjes absurd dure abalone, die hoog opgestapeld staan in rechte rijen. Voor Singaporeans het hoogtepunt van de traditionele stoomboot maaltijd, de chinese fondue. Ik ben nieuwsgierig, maar meer dan vijftig dollar neertellen voor een blik van iets wat wordt omschreven als rubberige zeeblubber? Goedkoper kan ook, McDonalds heeft een special menu, het ‘Prosperity Meal’ dat overvloed brengt. Een tafel, zelfs een bord, mag nooit leeg zijn in deze periode. Dat brengt de kans dat dat later, gedurende het jaar, weer gebeurt.

We zijn er klaar voor. De kinderen hebben hun op school geknutselde rode envelopjes, de ang pao, volgepropt met speelgeld. Dit weekend zullen we naar Chinatown gaan, op zoek naar leeuwendansen en drakendansen en knallend vuurwerk, dat kwaad zal verdrijven en goeds kan aantrekken. Daarna, op maandag, doen we wat elke zichzelf respecterende expat in Singapore doet: we vertrekken voor een week naar het strand. Het strand van de gouden boeddha.

Rest me nog één ding, u 
Gong Xi Fa Cai te wensen. Oftewel een gelukkig en voorspoedig nieuwjaar, het jaar van de slang!