dinsdag 30 augustus 2011

Peuteremancipatie

Ik zit op de bank en geef Jasmijn een fles. Tijm en Linde bouwen een boot.
Opeens kijkt Linde om zich heen.
‘Papa werken?’ vraagt ze.
‘Ja,’ knik ik, ‘papa is werken.’
Tijm komt aangesneld. Vlak voor me blijft hij staan en kijkt me ernstig aan.
‘Mama, jij gaat niet werken, toch?’
‘Nee, ik blijf hier. Mijn werk is op jullie te passen. En voor jullie te zorgen.’
Tijm rent weg en gaat weer spelen. Even later staat hij weer voor mijn neus.

‘Mama, als ik groot ben ga ik ook werken, net als papa.’
‘Dat kan,’ zeg ik.
‘En dan blijven Linde en Jasmijn thuis bij mama.’
‘Maar misschien willen die ook wel werken,’ breng ik in.
‘Nee mama,’ zegt Tijm stellig. ‘Meisjes blijven thuis. Bij mama’s.’
‘Dat hoeft niet perse,’ antwoord ik. ‘Mama’s kunnen ook gaan werken. Weet je nog toen jij klein was, toen je naar de crèche ging bij Lynn? Toen was mama werken. Mama is niet alleen maar mama. Toen jij klein was maakte jouw mama ijsjes. Ik leidde belangrijke projecten in een heleboel landen.’
Aan zijn niet begrijpende hoofd zie ik dat ik te ver ben gegaan.
‘Wat ik bedoel is dat meisjes ook gaan werken. Of niet, soms blijven ze thuis bij de kinderen. Dat mogen ze zelf weten. Jongens ook trouwens. Die kunnen ook thuis voor kinderen zorgen als ze papa zijn.’

Tijm kijkt me bedenkelijk aan. Vooruit, hij bindt in.
‘Ok, mama, meisjes kunnen ook werken. Maar niet buiten.’
‘Jawel hoor, ze kunnen ook buiten werken.’
Tijm schudt zijn hoofd.
‘Maar niet heel ver. Meisjes kunnen niet heel ver werken.’
‘Ook heel ver. Meisjes kunnen werken waar ze willen. Buiten of binnen, ver weg of thuis.’
Nu wordt het Tijm te veel. Hij gaat weer met de lego spelen

Die middag komt hij er op terug.
‘Mama, jouw werk is op Tijm en Linde en Jasmijn letten.’
‘Dat klopt,’ beaam ik.
‘Ja, en eten koken voor ons, en onze billen afvegen.’
Ik knik en even is hij stil.
‘Maar je kan nog veel meer hè mama.’

‘Ja?’ antwoord ik, vol verwachting.
‘Ja,’ straalt Tijm. ‘Je kunt ook heel goed bessen plukken.
En takken knippen en daar een huisje van bouwen.
En jam maken.’

Even sta ík met mijn mond vol tanden. Dan kijk ik naar zijn trotse hoofd en geef toe: ‘Dat kan ik allemaal.’
‘En knuffelen,’ vul ik aan, de daad bij het woord voegend.

dinsdag 23 augustus 2011

Huilen, spugen, lachen

Ze kijkt me aan, met grote wijde ogen en een licht vertwijfelde blik. Minstens zo vertwijfeld kijk ik terug. Wat wil je nou?

Haar lip trilt, haar ogen knijpen samen, bijna barst ze uit. Haar armpjes strekken en reiken. Ik pak haar op, knuffel haar tegen me aan en smoor de huil in de kiem. Ik draai haar naar me toe en lach naar haar. Op haar gezicht komt de zon door, er verschijnt een brede grijns. Dan spuit er een straal uit haar mond, in een mooie boog en de kots druipt langs mijn mouw. De vlekken, worteloranje, passen bij die op mijn broek en schoenen. Ik leg haar neer om haar te verschonen en blaas bellen op haar blote buik. Luidkeels schatert ze het uit.

Het is mijn derde baby maar Jasmijn blijft me een raadsel. Ik voel me onzeker, onervaren. En bovenal gefrustreerd. Waarom spuugt ze de ene dag aan een stuk door, de andere dag niet? Waarom houdt ze ons al nachten lang uit onze slaap? De onbedaarlijke huilbuien wisselen zich soepel af met vrolijke ontdekkingtochten door de kamer. Jasje lacht, Jasje huilt. Net als ik denk haar te doorgronden doet ze iets wat mijn nieuwe theorie weer volledig ontkracht. Is het de verkoudheid, de eeuwige snotneus? Het scherpe richeltje tand dat sinds een week door haar onderkaak prikt? Heeft ze buikpijn? Of is er gewoon helemaal niets aan de hand?

De melk uit de fles bevalt Jasmijn niet, zoveel is duidelijk. Ze bleef hem uitspugen en uit wanhoop legde ik haar opnieuw aan de borst. Verzaligd dronk ze me in een dag weer vol melk. Ik probeerde het opnieuw, een paar weken later, rustiger aan, met andere, lichter verteerbare voeding. Het ging een tijdje goed. Nu spuugt ze weer en huilt ons uit onze slaap.

Haar huil werkt op mijn zenuwen en haar kots raakt me trefzeker op mijn zwakke plek: mijn schuldgevoel. Waarom snap ik haar niet, zie ik niet wat ze nodig heeft? Een zeurderige stem zanikt door mijn hoofd, roept dat ik het best weet, dat het mijn melk is die ze nodig heeft, dat ik een egoïst ben, een zelfzuchtige reumamoeder die zonodig pillen wil. Broodnodige pijnstillende pillen, roept een andere stem, vaak de kalme van Roel, soms mijn eigen, onvaste. Uit de discussie die volgt komt nooit een conclusie. Behalve die ene, dat ik baby’s niet snap.

Ze ligt op de grond. Gefrustreerd wiebelt ze op haar handen heen en weer. Ze reikt naar een rammelaar, net buiten bereik. Ze wappert met haar handen en gilt, schopt met haar voeten en knieën maar het kruipen lukt niet. Nog niet. Ze schudt haar bovenlijf. Ze draait, schuift en rolt. Opeens heeft ze de rammelaar te pakken. Tevreden stopt ze hem in haar mond. Jasmijn geeft niet op. Ze werkt door haar frustratie heen, linksom, rechtsom, hoe dan ook. Ze komt er wel. Ik sta naast haar en kijk naar haar neer. Dan trekt ze de rammelaar uit haar mond en trots kijkt ze me aan. Wij komen er wel. De vraag is hoe.

dinsdag 16 augustus 2011

Tinnetaal

'Tinne taat de tinnetaal.' De tinnetaal is een heerlijk, kabbelend taaltje dat het niet zo nauw neemt met de articulatie. De hele dag zingt de taal op hoge toon door ons huis. Helaas brabbelt niet iedereen deze tinnetaal even vloeiend mee. Sommig bezoek begrijpt niets van Linde’s prachtige verhalen. Toch is de taal niet moeilijk. Je vervangt elke j, s, z, l, f, v, w, r of d met een t. Fluitje van een cent. De h’s slik je in. Dan zijn er nog wat grammaticale onregelmatigheden, maar die zijn voor een goede beheersing van de taal niet essentieel. Je kunt ze op je gevoel wel invullen. Met een beetje moeite en niet te veel pietluttigheid heb je hem zo onder de knie, die tinnetaal. Tinne helpt je graag een mondje. Want wat is Linde in tinnetaal? Natuurlijk: Tinne.

We worden er steeds beter in. Sterker nog, wij kletsen gezellig mee.
‘Wat willen jullie drinken jongens,’ vraag ik in de pub. ‘Tinatappeltap? Of liever appeltap?’
Tijm lacht besmuikt achter zijn hand, maar antwoordt keurig. ‘Sinaasappelsap graag mama.’
Linde kiest, verrassend genoeg, voor tinatappeltap.

Soms voel je de zinnen al aankomen. Genietend wacht ik dan af tot ze komen. Vaak als voorzien, zo nu en dan verrassend en onbegrijpelijk. Altijd schattig. In het bos blijft Linde steken, haar spijkerbroek gegrepen door een bramentak. Een tijdje trekt ze, zacht, dan harder aan haar been. Dan kijkt ze vertwijfeld om zich heen. Trekt nog eens. Ik tel af in mijn hoofd, en ja, daar roept ze, keurig op één: ‘Mama. Mama. Ik tit tast!’
Glimlachend bevrijd ik haar van haar braam.

Even later roept ze weer. ‘Mama, mama.’
Ik kom al. ‘Mama. Tiese anden!’
Ze steekt twee modderige pootjes omhoog.

Maar een enkele keer gaat het mis. Dan snap ik de tinnetaal niet. Zoals laatst gebeurde. Linde heeft twee onafscheidelijke vriendinnen. Poppa. En haar rode jas. Overal gaat de jas mee naar toe. Aan wil ze hem zelden, maar regen, zon of hittegolf, ze draagt hem in haar handen mee. Binnen en buiten. De rode jas wordt een dekentje voor Poppa. Een dak voor een tent. Een picknickkleed. Of gewoonweg een jas. Dus toen ze in de kamer vertwijfeld om zich heen keek, ‘Tas, mama, tas, waa is mijn tas?’ wist ik het meteen. Ik haalde haar jas van de kapstok. Helaas. Niet goed. ‘Nee,’ stampvoette ze. ‘Nee mama, mijn tás!’
Ik mijn hoofd liep ik de mogelijkheden na. Haar vas? Haar las? Haar was? Haar sas? Klas? Glas? Ik kon er niets van maken. Krokodillentranen stroomden over Linde’s wangen. ‘Mijn tas mama, mijn tás.’

Grote broer bracht verlossing. Tijm kwam, hij zag, hij luisterde en liep naar de gang. Linde lachte en strekte haar armpjes uit. Ik sloeg me voor het hoofd. Natuurlijk. Haar tas.

maandag 8 augustus 2011

Ontboezeming

Op sommige dingen ben je niet trots. Je vertelt ze hooguit in vertrouwen, of een dronken bui, aan je beste vriendinnen.

Het was een lange ochtend geweest. Jasmijn huilde. Tijm was in een baldadige bui. Zijn slachtoffer, Linde, barstte continu uit in hartverscheurend gekrijs. Uit wanhoop zette ik ze voor de tv. In de kalmte wiegde ik Jasmijn naar een slaapje in de box. De stilte was oorverdovend. Opeens hoorde ik het geknor in mijn maag. In het vliegtuig word je gewaarschuwd eerst je eigen zuurstofmasker op te zetten, voordat je het je kinderen omdoet. Hoeveel moeders zullen zich dit herinneren als het erop aan komt? Thuis hield ik me alvast niet aan het advies. Ik at niet als eerste.

Ik zette hun boterhammen op tafel. En twee bekers melk.
‘Kom jongens, eten,’ riep ik.
‘Nee,’ riep Tijm.
‘Jawel,’ riep ik terug.
‘Nee,’ riep Tijm weer.
‘Weet je wat,’ zei ik sluw. ‘Als we nou eens gaan picknicken?’
Tijm sprong op om het picknickkleed te halen. Ik stapte de tuin in en zoog de frisse lucht diep mijn longen binnen. Een kleine, koude druppel landde op mijn blote arm. Mijn lijf verstarde. O nee. Ik haalde nog een keer diep adem en waagde het erop.
‘Kom Tijm,’ riep ik, ‘het regent. We moeten binnen eten.’
Tijm verstijfde middenin een huppel. Zijn lip begon te trillen. Zijn armen strekten stijf, zijn voet stampte, een, twee, drie. Toen ging hij af. ‘Neeheehee.’
‘Niet naar binnen. Ik wil picknicken.'
‘Maar het regent,’ sputterde ik zwakjes tegen.
Weer stampte hij. Na een kleine pauze ging hij er vol tegenaan. Maximaal volume. Zijn kleine lijfje sidderende van spanning.
Spartelend en schreeuwend droeg ik hem naar binnen. Razend zinderde hij door. Mijn hoofd was licht en leeg. Ik kon hem niet meer horen in alle kabaal.

‘Ga maar,’ riep ik, ‘wordt maar nat, wat jij wilt. Hier is je brood, je melk. Wij eten binnen.’
‘Nee,’ tierde hij, ‘jullie moeten mee.’
‘Nee,’ gilde ik terug.
Tien minuten later stonden we nog pat. Hij schreeuwde, ik negeerde. Hij schreeuwde en ik schreeuwde terug. Nog tien minuten later had ik hem aan tafel.
Maar hij schreeuwde door. De slag was nog niet gewonnen.
Op de rand van de melkbeker parelde een witte druppel. ‘Nat!’ brulde hij. ‘Mijn beker is nat.’

Met de druppel melk loopt mijn hoofd over. Zijn geraas dendert door, terwijl op de achtergrond Linde en Jasmijn het koor compleet maken. Voor mijn ogen wordt het rood. Bloedrood. Beelden spoken door mijn hoofd. Mijn voet, zijn billen, een jongetje dat door de kamer vliegt. Iets stopt me, ik doe het niet. Maar mijn bloed kookt, mijn woede borrelt door. Het is sterker dan ik. De woede stuurt mijn hand, mijn mond.
‘Nat?’ krijst mijn woede. ‘Weet je wat nat is?’
‘Dit!’
Ik trek de hals van zijn T-shirt open. Ik giet, ik giet de melk zijn nek in. Even is het stil.
‘Mama, ik ben nat.’
Daar staat hij, met zijn blote buik, wijdopen ogen. Ik zak op mijn knieën en omarm hem. Ik fluister in zijn oor. ‘Mama is een beetje gek. Sorry.’
Hij kijkt me aan, knuffelt terug. ‘Gekke mama,’ hoofdschudt hij.
Ik pets een zoen op zijn blote buik. ‘Ga maar gauw een T-shirt halen, dan gaan we eten.’ Kalm huppelt hij naar boven.

dinsdag 2 augustus 2011

Het is er!


Het is er, het is er, het is er!

Bestelt allen snel!

Hier, hier, hier of hier.

Of, vraag ernaar in de boekwinkel.

Of, als je een extra speciaal gesigneerd exemplaar wilt, gewoon bij mij, dan stuur ik het je toe! Voor 17,50 euro, inclusief bezorgkosten helemaal over het Kanaal, is het voor jou. Koopje, toch?