dinsdag 29 mei 2012

Fotogalerij voor jonge lezers


Omdat ik hopelijk binnenkort ook wat jonge lezertjes van mijn nieuwe boek 'Tussen koppensnellers en krokodillen' kan verwelkomen op deze website, heb ik speciaal voor hen een eigen pagina gestart. Ondermeer hierop te zien: een fotogalerij met heerlijk tropische plaatjes uit mijn jeugd. Voor wie baalt dat de korte zomer alweer voorbij lijkt te zijn...

Ga gauw kijken waar die inspiratie allemaal vandaan kwam...

woensdag 23 mei 2012

Moederleed

Er wordt gedanst en gesprongen in de kamer. Tijm en Linde springen op één been, draaien rondjes, zwieren en zwaaien hun armen hoog, luid zingend. ‘We gaan spinnen,’ roept Tijm. Hij pakt Linde’s hand en samen tollen ze rond. Jasmijn dwarrelt mee. Dan tolt Linde om.
Op de grond begint ze te jammeren. Ik hijs haar overeind. Huilend wijst ze naar en paars plasje bij haar voeten.
‘Kots,’ roept Tijm, ‘Linde heeft gekotst!’
Ik zet Jasmijn weg en Linde iets verder van de bank, en aai over haar haar. ‘Het is niet erg meisje. Kots maar. Op de houten vloer graag.
In grote golven komt het er nu uit. Ook ik voel mijn maag draaien. Gal wegslikkend dweil ik de vloer, en Linde’s voeten. Ik hijs haar in schone kleren en ga zitten.
Nu voel ik me echt beroerd. Ik leg Jasmijn in bed en kruip rillend onder de deken. Even doe ik mijn ogen dicht. Dan kruipen er twee lijfjes naast me.
‘Mama. Wat doe je?’
‘Ik voel me niet zo lekker. Ik ben misselijk. En duizelig. Laat me met rust.’
Rust is een mama niet gegund. Snel zijn ze terug, met stapels boeken.
Me beseffend, dat dit het meest rustige is dat er voorlopig inzit, lees ik voor, boek na boek. Door de gordijnen zie ik de zon verschijnen. Er is mooi weer voorspeld. Al maanden kijken we ernaar uit. ‘Ga buiten spelen,’ probeer ik.
Ze gaan, zowaar. Ook Linde, miraculeus opgebloeid. Na een hoop gestommel ga ik polshoogte nemen. Bij de achterdeur staat een stoel. De voordeur staat wijd open.
‘We kregen de achterdeur niet open.’
‘En dan ga je maar in de voortuin spelen? Je weet toch, dat dat niet mag,’ roep ik boos.
‘Nee,’ sputtert Tijm verlegen, ‘we wilden buitenom naar de achtertuin. Maar het hek was dicht.’
Ik doe de achterdeur open, leg een doek in het gras en ga liggen. Warme sokken en een vest aan. Met mijn ogen stijf dicht en vingers gekruist probeer ik te genieten van het aarzelende zonnetje. Dan hoor ik voetstappen. Mijn lijf verkrampt. Twee lijfjes klimmen op me. ‘Eraf,’ kreun ik. ‘Je doet me pijn.’
De komende minuten ben ik een klimrek, boksbal en glijbaan tegelijk. Zo beurs ben ik, dat ik ja zeg, als ze vragen of ze kool mogen plukken. Voor de pie. Voor lunch.
Ik hoor de keukenraad wel die aangesleept wordt. Ik hoor het knakken van stengels en takken wel. Ik zie de schade en troep levendig voor me. Net zoals ik voor me zie dat Jasmijn al een kwartier in haar bed ligt te krijsen. Maar als ik Tijm naar boven stuur om te luisteren dan is ze zo wakker, of ze het al was of niet.
Dan springt Tijm op en kondigt aan: ‘Ik ga een korte broek aandoen.’
Als hij terug is, pols ik voorzichtig. ‘Was het stil boven?’
Op zijn knikken draai ik me nog eens voorzichtig om.

Later, als papa belt, en ik vraag of hij misschien wat eerder thuis kan zijn, vanavond, zegt hij zijn best te zullen doen. Ik zucht. Ik kijk naar buiten en baal. Was het maar niet de de eerste zomerse dag van het jaar. Dan kon ik tenminste de tv midden op de dag aan zetten zonder schuldgevoel. 

maandag 21 mei 2012

Koppensnellers en krokodillen



Na een lange, lange wachttijd, ik schreef de eerste versie van dit boek namelijk al tijdens mijn eerste zwangerschapsverlof, hebben we het eindelijk in onze handen. 
Mijn eerste kinderboek. En wat is het mooi geworden. Tijm en Linde willen het niet meer uit handen geven. Ze storen zich niet aan de leeftijdsrichtlijn, geschikt voor kinderen van 7 tot 10 jaar. Mama moet voorlezen. Urenlang bladeren ze langs de mooie platen. Ik kijk toe, en voel me trots. Zowel op de lezende kindjes, als op het boek. Willen jullie meegenieten? Ren dan snel naar de boekhandel, en bestel! Hieronder, of op deze pagina vind je alle informatie. 

Lotte woont in Sarawak, op het eiland Borneo, waar het heel erg warm is. Je ziet er apen, krokodillen en vlinders zo groot als je hand. In het oerwoud wonen de Iban, die koppen snellen. Maar Lotte is niet bang. Alleen misschien een beetje voor de juf. Met haar zus, broertje en vriendinnen beleeft ze grote en kleine avonturen. In de keiharde regen die van de tuin een dansend zwembad vol vliegende vissen maakt. Of juist bij de huizenhoog oplaaiende vlammen van een bosbrand. Lees mee met Lotte en ontdek hoe spannend het is om tussen twee culturen op te groeien. 

Het boek is geschikt om zelf te lezen voor jongens en meisjes vanaf ongeveer acht jaar, en voorlezen kan natuurlijk al jonger. Het is geïllustreerd door Anneke van de Langkruis van Villa Figura.

Tussen koppensnellers en krokodillen
Karien van Ditzhuijzen
ISBN 978-90-484-2392-7
vaste prijs € 16,95
Beschikbaar vanaf: half mei 2012


Het boek is onder andere te bestellen via de uitgever, via Bol, Ako (geen bezorgkosten!) en in alle Nederlandse boekhandels. En natuurlijk direct via de auteur, een link naar mijn email adres vind je rechts op deze pagina. En als je bij mij bestelt is er natuurlijk altijd ruimte voor een handtekening of persoonlijke opdracht. 

woensdag 16 mei 2012

Tutu’s en ballen

We lopen een hal vol roze binnen. In een kringetje zitten een stuk of vijftien kleine meisjes, met hun moeders, oma’s of nanny’s. Aan de kant slaapt een baby in een kinderwagen. Een dreumes zwaait gezapig zijn armpjes vanuit zijn buggy. In een hoek kleurt een jongetje, een broertje, rustig zijn tractoren in.
Ik betaal voor Linde’s balletles en ga zitten. Ik kijk de kring rond. Er zijn meisjes bij van nog geen twee. Anderen, zoals Linde en haar vriendinnetjes, al drie. Er zijn echte ballerina’s, in keurige pakjes. Een lichtroze maillot, een lichtroze pakje met rushes, een lichtroze wollen vestje. Anderen dragen wijduitstaande tutu’s in alle tinten, van felroze tot paars, met bloemetjes of glitter. Er is een glimmende fee en een fluorescerend roze prinses. Ik hijs Linde in haar zelfgenaaide, slappe tutu. Jasmijn wurmt zich op mijn schoot en Tijm en Linde nestelen zich naast me.
De les begint met de warm-up. Op onze tenen reiken we naar het plafond, dan rollen we op als een zaadje. Op de tippen van onze tenen rennen we rond, zwaaiend met onze toverstafjes. Tijm rent het hardst, breed grijnzend, zigzaggend door de roze tule wolk, in zijn groene trui. Jasmijn loopt de roze gespitste voetjes in de weg, ik graai haar op en parkeer haar langs de kant. Linde wil mijn hand grijpen, maar ik moet eerst de slapende baby redden van Jasmijn’s priemende vinger.
We gaan zitten, weer in het kringetje, met gestrekte benen. We steken onze tenen de lucht in en spreken ze vermanend toe, met geheven vingertjes. ‘Naughty toes.’
Netjes met de punten naar het midden wijzend krijgen ze een pluim: ‘Good toes.’
Om en om zijn onze tenen braaf en stout. Luid giechelend steekt Tijm zijn blauw met witte tenen tussen de zalmroze schoentjes.
Ik shush hem stil, hij is een grote jongen, deze les is voor kleine kindjes. Ik heb ook wel een kleurboek in mijn tas, wijs ik streng.
Net als ik ook mijn been strek zie ik de deur van de zaal dichtslaan. Ik kijk om me heen, maar zie Jasmijn nergens, en ik weet haar nog net uit de gang te plukken voor ze de straat op is. Ver van de slapende baby en rustig zittende dreumes zet ik haar neer, met Tijm’s kleurboek en potloden.
Ik voeg me weer bij de zoet en lief huppelende meisjes en mijn bonkende zoon.
Net voor het roze me naar de keel grijpt en Jasmijn niet meer te houden is, is eindelijk de les voorbij. Opgelucht verzamel ik mijn bende, blij met het uur vermaak voor drie kinderen, dat Linde’s balletles is.

Die avond schudt papa zijn hoofd bij de roze verhalen, en mijn verderfelijke vrouwelijke invloed. Voetballen moet Tijm. Want echte jongens sporten. Ondanks de discussie die volgt, over emancipatie, moeders en vaders, en wie nou eigenlijk verantwoordelijk is voor het bijbrengen van voetballiefde bij een zoon, sta ik de volgende week op de tennisbaan. Linde slaat vrolijk een balletje mee. En ik ren de hele les achter Jasmijn aan, die ballen gapt en verstrikt raakt in het net. Maandag gaan we weer balletten. De tutu’s liggen al klaar.

donderdag 10 mei 2012

Het wagenpark

Ik weet nog goed, mijn eerste wagen. Zwanger van de eerste wist ik vooral wat ik niet wilde: zo’n stijlloze, té kleurige bak, op een frame met rare stalen buizen, en een stel wielen dat onder een formule één wagen niet zou misstaan. En dan ik erachter in mijn windjack en degelijke schoenen. Nee. De schattige poederblauwe jaren veertig wagen die we van mijn schoonmoeder erfden daarentegen leek niet opgewassen tegen hobbelige Engelse stoepen. Hij kreeg een ereplek in de huiskamer, als wieg, en ik struinde Ebay af, waar ik een prachtig Engels bloemetjes exemplaar opduikelde. Retro. Vintage. En dus, in mijn ogen, erg hip. Onderop zat een royale winkelmand. Ideaal, zei ook mijn moeder, die nog opmerkte dat zij vroeger een kinderwagen had met ruimte voor een krat bier. Ik knikte, beamend, zonder te bedenken dat ik nooit bier drink, en dat Engeland helemaal geen bierkratten kent. Maar hij kostte nog geen tientje, en met veel moeite propten we het onhandige vehikel in onze middenmaat auto.

Dat mijn Engelse vriendinnen het hippe aan mijn retrowagen niet zagen deerde me niet. Ook de boodschappenmand voldeed aan alle verwachtingen. Maar mijn rug verdroeg het duwen van de zware kar zonder zwenkwielen slecht. En in de achterbak van de auto was, als het ding er met veel moeite eindelijk in zat, zelfs geen plek meer voor een krat bier. Al gauw kocht ik dus mijn tweede wagen, ook op Ebay. Een lelijke deze keer, met drie zwenkende wielen, en een net iets te gifgroene kleur. Onderin bleef plek voor, zij het wat minder, boodschappen. Hoe soepel zwenkte het onding door het bos, en over onze velden. Ondanks de ruimte die hij in de achterbak overliet werd al snel een kleine opklapbuggy aan ons wagenpark toegevoegd, handig in de Londense metro.

De schuur werd voller en voller. Met de tweede op komst kon de oudste nog maar net lopen, we hadden een dubbele kar nodig. Maar wel licht duwbaar, voor mama’s reumarug. Deze keer deed ik uitgebreid onderzoek, bij vrienden, online, en koos uiteindelijk voor de dubbele uitvoering van de driewieler die we al hadden. Robuust, stevig, en ze zaten gezellig naast elkaar. Voor de pasgeborene monteerde je er een wiegje op. Geweldig, maar zelfs tweedehands nog schreeuwend duur, dus liet ik er per koerier een overkomen, uit Schotland. Met dit monster zat de achterbak weer vol, dus er kwam een grotere auto. Een stationwagen, met ruimte voor de dubbele kinderwagen, de opklapbuggy, twee steppen en twee fietsjes. En soms, op vakantie, zelfs een koffer.

Langzaam groeide het wagenpark aan, en net zo langzaam krimpt het weer. De Engelse bloemetjeswagen moest twee verhuizingen geleden het veld al ruimen. De wagen van schoonmoeder verhuisde naar zolder, voor toekomstige generaties. En nu de oudste twee goed kunnen lopen ging de dubbele wagen terug op Ebay. Met gemengde gevoelens zag ik hem gaan. Zijn enkele broertje staat als volgende op de lijst. Krampachtig zal ik me dan vasthouden aan mijn kleine opklapbuggy, zo lang als ik kan. Want waar moet ik anders mijn boodschappen laten?

vrijdag 4 mei 2012

Een jaardag, en voor u: een kadootje

Zo, wat was ik druk, de laatste weken. Eerst de paasvakantie, toen het weekend met mijn oude studentenhuis, zonder kinderen, maar met veel drank en weinig slaap, daarna logees, ditmaal met extra kinderen en als klap op de vuurpijl een verjaardagsfeestje, en allerlei rompslomp waar ik u verder niet mee zal vermoeien. U snapt de strekking al, er bleef weinig tijd over voor leuke stukjes schrijven.
Maar, niet getreurd. Want ik heb wel degelijk wat geschreven deze week. Een screenplay, voor de poppenkast. Want Linde was jarig, en bij jarig zijn hoort een feest. Een prinsessenfeest moest het zijn. Met een prinsessenpoppenkast. Maar die prinsessenverhalen, tja, die zijn zo ouderwets. Met stijve prinsen en knorrige koningen. Niet geschikt, opvoedkundig gezien, in de eenentwintigste eeuw, althans volgens mij. Dus schreef ik een nieuw verhaal. Over een geheel eigentijdse prinses. En u krijgt het van mij deze week, gratis en voor niets. Voor als u ook een kleine dochter hebt die van prinsessen houdt en heel erg graag een poppenkast wil op haar verjaardag. Want dat is altijd weer een daverend succes. 



De prinses die niet wilde trouwen


Lang geleden, in een land hier ver vandaan, woonde eens een prinses. Deze prinses heette Liesje. Ze had lange blonde haren, blauwe ogen als de diepe zee, en ze droeg prachtige jurken. Haar lievelingsjurk was roze.

Liesje: ‘Hallo kinderen, wat leuk jullie te zien. Het lijkt wel een feestje. Is er iemand jarig? O, wat leuk. Ik ben ook jarig! Vanavond is er een groot bal, op het paleis. Dan gaan we de hele avond dansen. En ik houd zo van dansen. Dansen is echt mijn lievelings. Houden jullie ook van dansen? Ja? Dan moeten jullie ook komen!
Alleen, weet je wat zo stom is. Mijn ouders, de koning en de koningin, die willen dat ik ga trouwen. Met een prins. Een echte prins. En er komen zo meteen een heleboel prinsen op bezoek, en ik moet er een uitkiezen, waarmee ik vanavond het bal open. Blegh. Het zijn vast stomme, stijve prinsen. Ik wil helemaal niet trouwen. Ik wil de hele dag dansen, en spelen. Als ik trouw met een prins, moet ik koningin worden, en dan moet ik almaar buigen, lintjes doorknippen, en zwaaien uit de gouden koets.’

De koningin komt op: ‘Kom, Liesje, de prinsen zijn er. Zit je haar goed? Er zit nog chocopasta op je mond. En sta eens rechtop.’

De koning en de koningin gaan zitten op de troon. Een voor een komen de prinsen binnen. Als eerste komt de voetbalprins binnen. Hij rent hard rondjes.

Voetbalprins: ‘Eh, prinses! Hebbie ook een bal? Wat, is er niets te ballen hier? Nou zeg. Kom je dan kijken naar mijn wedstrijd volgende week? Ik wil wel zo’n mooie prinses, die op de tribune mooi kan zitten wezen, en naar me zwaaien.’

Liesje, stampvoetend. ‘Ik houd niet van voetbal. En ik wil helemaal niet mooi zitten wezen. Ik wil dansen. In het bos lange wandelingen maken en met stokken spelen!’

‘Volgende!’ roept de koning.

Prins Aap komt op, buigt, zegt, oeh, oeh, oeh, oeh. Hij aapt wat rond.

Liesje, stampvoetend.‘Wat een rare prins, ik wil hem niet, zeg. Deze heeft geen manieren. Hij lijkt wel een aap!’

‘Volgende!’ roept de koning.

Prins Pinguïn, buigend: ‘Goedemiddag prinses. Hoe maakt u het?’

Liesje, ijzig: ‘Dag prins Pinguïn.’

Prins Pinguïn: ‘Lieve prinses. Ik zou u graag meenemen naar mijn ijspaleis. Het is prachtig, met hoge torens van glinsterend blauw. Vol hoge glijbanen zodat we hard kunnen glijden en roetsjen.’

Liesje, boos: ‘Ik houd niet van roetsjen. Van glijden en roetsjen gaat mijn jurk kapot. En ik wil geen paleis van ijs. Veel te koud. Brr. IJs hoort in een bakje, drie bolletjes, met een parapluutje. Nee, ik trouw niet met hem. Nee. Nee!’
Liesje, gillend tegen haar ouders: ‘Ik ga helemaal niet trouwen, hoor je me. Ik wil het niet. Ik ga vanavond gewoon dansen met mijn vriendinnen. Als je me dwingt dan, dan... ehm... Dan ga ik dansen met een kikker! Ik wil geen stomme prins! En nu ga ik naar het bos. Ik ga spelen met stokken, rennen, en heel erg vies worden.’

Liesje in door het bos, spelend met een stok: ‘Ik ga niet trouwen met die gekke prinsen, hoor je. Zo’n voetballer, die alleen maar een vrouw wil die mooi zit te wezen. Of zo’n gekke aap. Of die kille pinguïn met zijn ijspaleis. Daar zouden jullie toch ook niet mee willen trouwen? Ik wil sowieso niet trouwen, en koningin worden. Dan moet ik de hele dag lintjes knippen. En buigingen maken. En zwaaien uit de gouden koets. Nee. Ik wíl het niet. Ik wil prinses blijven, en de hele dag dansen en in het bos spelen met stokken. En dan later, als ik groot word, worden wat ik wil. Misschien wel piloot. Of dokter. Of koning. Ja, ik wil koning worden. Dan ben ik de baas en moet iedereen doen wat ík wil. Wat denken jullie, kinderen, is dat geen goed idee?’

Kikker komt op, kwakend.

Liesje: ‘Kijk, een kikker. Die kan ik mooi meenemen naar het bal. Dat zal mijn ouders leren. Hallo kikker. Wil je mee dansen?’

Liesje speelt met de kikker. Ze dansen wat.

Liesje: ‘Kinderen, ik bedenk net wat. Kikkers zijn vaak betoverde prinsen, toch. Deze is wel heel knap. Wat denken jullie, zal ik hem kussen?’
Aarzelend. ‘Nee, toch maar niet, hij is zo groen en glibberig.’
Onder aanmoediging van de kinderen, veel heen en weer geroep, doet ze het toch, en warempel: hij wordt een prins. Een echte, een knappe! De prins valt Liesje om de nek. Hij kust haar terug. Hij is heel blij. Dan krabbelt hij wat terug.

Prins, mompelend: ‘Dank je wel, dat je me gekust hebt. Hij zucht. Heel lief van je. Maar. Ehm. Nu moet ik zeker met je trouwen?’ Hij kijkt de kinderen aan. ‘Zo hoort het, als een prinses een kikker terug in een prins heeft gekust, toch?’

Liesje: ‘Nou, liever niet. Ik wil helemaal niet trouwen. Ik wil geen koningin worden. Ik wil niet buigen, lintjes knippen, en zwaaien uit de gouden koets. Ik wil rennen door het bos en spelen met stokken. En worden wat ík wil. Piloot, of dokter.’

Prins: ‘O, ik houd ook van spelen met stokken. En ik wil ook niet trouwen. In ieder geval nog niet. Zullen we vrienden worden, en dan altijd doen wat we willen?’

Liesje: ‘Ja! En, mag ik dan later de koning worden?’

Prins: ‘Ehm. Nou, dat weet ik nog niet hoor. Dat zien we dan wel.’

Liesje: ‘Oké. Maar een ding dan wil ik nog wel vragen. Wil je vanavond de eerste dans met me dansen op het bal?’

Prins, roept blij uit: ‘Ik zou niets liever willen. Ik houd heel erg van dansen!’

Liesje en haar prins dansen samen weg.