maandag 25 januari 2010

Veilig ingesnoerd?

Tijm heeft een nieuwe autostoel. En mooi dat hij hem vindt. Hij roept steeds ‘wow, stoel, mooi!’ Het is ook een heel coole stoel. Geen babystoel, maar een grote-jongetjes stoel. En daar wringt het hem. Tijm is geen groot jongetje. Hij is pas twee. Lang, maar een dunne pierlala. Hij weegt nog niet de voorgeschreven vijftien kilogram voor de stoel.

Hij paste eigenlijk nog best in zijn oude stoel. Ja, zijn benen staken er een beetje uit. En hij wrong zich steeds los uit de schouderbandjes. Maar het kon best. Het punt was alleen dat zijn zusje niet meer in haar stoel paste. Of nog preciezer, mama had het gehad met het feit dat ze haar niet kon zien zitten. Dus wilde ik haar in een naar-voren-kijk stoel. Linde is al ruimschoots de negen kilogram grens van de iets-grotere-baby’s-die-al-naar-voren-mogen-kijken-stoel gepasseerd. Dus kon zij doorschuiven. En Tijm ook. Er moest een nieuwe stoel komen, zoveel was duidelijk. De vraag was, kochten we nogmaals dezelfde maat die we al hadden, of kon Tijm meteen naar een maat groter?

Met veiligheid is het lastig schipperen. Je voelt je al snel overdreven voorzichtig, of juist veel te laks. In Nederland valt me altijd op hoe veel gemakkelijker de ouders omgaan met hun kinderen. Engelsen zijn wat dat betreft veel beschermender. Alle hoekjes van tafels worden afgeplakt. Stopcontacten, die van zichzelf al babyproof zijn vanwege de extra ingebouwde veiligheidspin, worden extra afgeschermd. Naast mijn Engelse vriendinnen voel ik mij verkrimpen tot zeer inadequate moeder. Toch doe ik er niet aan mee. Ik blijf een stoere Nederlandse moeder. Dacht ik. Tot ik weer eens in Nederland kwam.

Op vakantie in Friesland. Het is mooi weer, een stralende zon. We gaan zwemmen. Dus ik trek Tijm zijn anti-UV thermo pak aan. Waterschoentjes. Ook het zonnepetje. Stel je voor dat hij een zonnesteek krijgt. Zwaar ingepakt loopt hij naar het in het zand uitgegraven pierenbadje. Alwaar de Nederlandse kindertjes lekker bloot, of met een klein zwembroekje aan, rondspartelen. Het duurt even voor ik het doorheb. Totdat ik twee meisjes zie wijzen en giechelen. Hij valt uit de toon. Alweer. De afgelopen maanden was hij in het Engelse Splash Park het enige kindje zonder pak en pet. Zodat ik, voor de vakantie, er toch eindelijk maar een aangeschaft had.

Maar dat terzijde. Terug naar de autostoel. Is het niet absurd hoeveel autostoeltjes kleine kinderen verslijten? Hoe kleiner het kind, hoe groter (en duurder) de stoel. In onze toch echt niet kleine stationwagen is het proppen geblazen als er tussen die vehikels nog een volwassene op de achterbank moet. (Hoe moet dat als je drie kinderen hebt? Moet je dan zo'n door mij verfoeide SUV? Of, nog erger, een bus?)

We bleven twijfelen. Doe niet zo moeilijk, vroeger hadden we helemaal geen autostoelen, en zaten we naar kinderfeestjes of hockeywedstrijd gezellig in de achterbak met z’n allen. Ja maar, stel dat we een ongeluk krijgen en hij heeft de verkeerde stoel, dat vergeef je jezelf nooit. Wat ben je dan voor ouder? We kwamen er niet uit.

Besluiteloos kwamen we in de winkel. Het stoeltje voor iets oudere kinderen was toch wel een stuk goedkoper. En in de aanbieding. Hij kon er nog jaren in. Dus toen gingen we overstag. Vanwege de kosten. Echte Nederlanders.

woensdag 20 januari 2010

Vampirella

Linde heeft een tand. Twee zelfs. Wat een mijlpaal. De vlag kan uit.
Nou nee. Want ik geef borstvoeding. En wat kun je met een tand? Bijten!
En dat doet ze dus. Mijn lieve meisje. Een paar weken geleden begon het. Gelukkig was het snel afgeleerd. Ik zei kalm ‘nee Linde, niet bijten’ en koppelde haar af. Ze knikte liefjes, ik koppelde haar weer aan en ze dronk rustig verder. Het gebeurde nog een paar keer. Ik herhaalde de procedure en het leed was geleden. Dacht ik.

Tot een paar dagen geleden. Het begon niet met bijten. Meer met draaien, rondkijken, wriemelen, lachen. Eigenlijk alles behalve drinken. De grote wijde wereld was interessanter dan mama's melk. Af en toe nam ze een slokje. Of sabbelde ze even. Of beet. Niet een klein beetje, maar hard. Door, tot bloedens toe. Kalm blijven was niet meer aan de orde. Ik schreeuwde het uit. Tijm sprak haar vermanend toe, 'Chine nie bijt, nie mama bijt.'

Ik zette door. Bleef haar aanleggen. Vertelde mezelf dat dit een fase was. Dat ik het haar af kon leren. Dat was eerder ook gelukt. Maar toen was ik nog kalm. Nu zit ik met al mijn spieren gespannen en tanden op elkaar klaar voor de voeding. Waardoor zij steeds onrustiger wordt en we in een vicieuze cirkel terecht komen.

Het ging ook allemaal te soepel. Toen we begonnen had ik zelf natuurlijk al 8 maanden ervaring. En Linde bleek een natuurtalent. Amper twintig minuten oud hapte ze toe. Ze dronk meteen een uur lang. En sliep zes uur achter elkaar. Beginnersgeluk, dacht ik nog. Maar nee, het bleef makkelijk. Ze trekt in vijf minuten een borst leeg en sliep al met drie maanden op vijf voedingen door van zeven tot zeven.

Soms drinkt ze weer goed. En ze bijt niet altijd. Maar zo'n kleine bloedzuiger aan je kapotte tepel voelt niet fijn. Integendeel, het is uiterst pijnlijk. De hele dag blijft het kloppen en steken. Wanhopig zoek ik naar tips. Vraag om hulp online. De adviezen zijn niet hoopgevend. Slechts één iemand geeft aan dat ze er wel overheen zal groeien. Twee anderen zijn om dezefde reden gestopt. Wat een dilemma. Ik ben niet zo iemand die een vastomlijnd plan heeft om eeuwig borstvoeding te geven. Bij anderen vind ik het wel mooi, maar ik hoef geen peuter aan mijn tiet. Ik deed het zo als ik alles doe in mijn leven, er enthousiast aan beginnen en wel zien waar het schip strandt. Alleen, ik kan er nog geen afscheid van nemen.

Zij wel, en dat is moeilijk. Nadat ze de borst geweigerd heeft pikt ze een beker water van haar broer en drinkt die in een teug leeg. Ik kijk treurig naar mijn bijdehandje. Nog geen negen maanden oud en ze heeft me niet meer nodig.

Rationeel gezien heb ik de keuze al gemaakt. Het is mooi geweest. Maar stoppen is me nog niet gelukt. Elke keer leg ik haar toch weer aan. Af en toe gaat het beter, dus ik blijf het proberen. Maar het is klaar. Iedereen weet het al. Zij ook. Nu ik nog.

dinsdag 19 januari 2010

Do the shuffle

Heerlijk, al die statistieken over wanneer je kind iets zou moeten kunnen. Gelukkig houden mijn kinderen zich er zelden aan. Ze doen het sneller, of juist langzamer dan voorgeschreven. Ik moet eerlijk toegeven dat ik zelf ook eigenlijk niet precies weet hoe het hoort volgens het boekje. Ik heb dat boekje niet. Of als ik het wel heb, heb ik het niet gelezen. Of de inhoud verdrongen. Er zijn een hoop anderen die het blijkbaar wel weten. En het niet nalaten mij daarvan op de hoogte te brengen. Maar als ik de kinderen vertel over de regels van het boekje maakt het weinig uit. Ze blijven zich maar ontwikkelen op hun eigen tempo.

Linde met name laat zich niet graag opjutten. Met acht maanden moet je uiterlijk kunnen rollen? Prima, met 5 maanden liet ze zien dat ze het kon. Eén keer. Toen ze dat bewezen had vond ze het mooi geweest. Kruipen, daar wil ze al helemaal niet aan. Daar moet je voor op je buik liggen. En dat wil ze niet. Zitten wel. Zitten is geweldig. Zittend kun je lekker om je heen kijken, spelen, dingen in je mond stoppen en hard glimlachen. Nu heeft ze, al zittend, wat nieuws ontdekt. We noemen het de Linde shuffle.

Al zittend op de grond wipt ze hard op een neer. Ze begint zachtjes en er komt steeds meer vaart in, tot ze half overeind komt bij elke zwiep. Ik verwacht elk moment dat ze doorzet en opeens opstaat en wegloopt. Zelf vindt ze het nieuwe trucje helemaal geweldig. Ze schatert het uit, en knijpt haar pretoogjes samen tot kleine spleetjes. Als ze echt los gaat dan schuift ze op deze manier de halve kamer door. Heerlijk toch, vooruit komen terwijl je lekker blijft zitten. Ik begin steeds sterker te denken dat deze dame de kruipfase gaat overslaan.

Maar we geven het niet op. En beetje baby bootcamp af en toe moet kunnen, toch? Tijm en ik moedigen haar aan. ‘Kom ma Chine’ roept Tijm me na, en duwt tegen haar kont. Linde kijkt geergerd op. Laat me nou! Dat wil ik al doen, maar Tijm geeft nog niet op. Hij gaat het voordoen, liggend op de grond naast haar. Als een klein racemonster kruipt hij naar de andere kant van de kamer en terug. Linde kijkt hem na. Hoofdschuddend. En blijft rustig liggen. Nou ja, rustig. Zoals altijd begint ze al snel te urmen. Tot ik haar oppak. En weer op haar kont zet. Mevrouwtje is weer tevreden. Als ze maar kan zitten.

donderdag 14 januari 2010

Grote broer

Grote broer zijn is een hele verantwoordelijkheid. Tijm neemt het dan ook erg serieus. Het eerste wat hij ’s ochtens vraagt, na ‘molk, molk’ dan, is of Linde al wakker is.

Op de crèche, als mama weg is, kijkt hij goed voor haar uit. De baby en de peuterkamer zijn van elkaar gescheiden door een deur met glazen ramen. Gedurende de dag is Tijm daar regelmatig te vinden om te kijken of hij zijn zusje kan zien. Ziet hij haar niet, dan trekt hij een van de leidsters mee om te controleren of alles in orde is. Samen gaan ze een kijkje nemen op de babykamer. Als Tijm Linde ziet roept hij vrolijk ‘haljo Chine’ en gaat tevreden weer terug naar zijn groep.

Ook naar andere kindjes toe is hij beschermend tegenover zijn zusje. Ze mogen niet aan haar zitten. Helaas is degene van wie ze het meest bescherming nodig heeft Tijm zelf. Zijn affecties zijn vaak iets te hardhandig. Soms dusdanig dat ik niet meer geloof dat het per ongeluk is. Heel lang ging het goed, maar de laatste weken wordt hij steeds lomper. En laat hij haar niet met rust. Steeds loopt hij naar haar toe voor een knuffel. Het begint lief, zijn arm gaat om haar heen. Linde begint al wat benauwd te kijken. Dan gaat de arm steeds strakker. Op dat moment begint ze meestal te huilen en grijp ik in, voordat hij haar op de grond geworsteld heeft. Tijm wordt streng toegesproken en moet een kusje geven om het goed te maken. Niet dat ze dat erg waardeert, maar het gaat om het principe.

Je weet nooit wanneer het misgaat, dus mama moet ogen in haar rug hebben. Gelukkig gaat het meestal goed. Ze kunnen al echt lief samen spelen. Tijm vind het geweldig om een show op te voeren voor zijn zusje. Hij rent gillend en springend rondjes, waarbij hij zich steeds theatraal op de grond laat vallen. Linde schatert het hardop uit. Soms vind ik ze samen midden in een grote berg duplo. Tijm bouwt torens, Linde stopt ze in haar mond. Wat een samenwerking.

Sowieso gaat alles in die mond. Dat Linde gek is op eten heeft hij al goed door. Tijm de laatste tijd niet meer zo dus hij heeft een nieuw trucje. Krijgt hij een boterham of koekje dan geeft hij het door aan Linde. Die het razendsnel weg hapt. Allebei blij. Behalve mama, want Linde krijgt op deze manier een hoop vreemds te verwerken, niet altijd even geschikt voor een meisje van 8 maanden. Laatst had ze opeens een rare witte mond en zat gelukzalig te smakken. Ik veegde het af en rook eraan. Blauwe kaas?! Tijm stond er trots bij te kijken. ‘Chine eet kaas!’

donderdag 7 januari 2010

Sneeuw!

Voor de tweede keer dit jaar ligt er een flink pak sneeuw. Op mijn werk komen kan ik vergeten. Vorige keer heb ik al eens een paar uur vastgezeten. Gelukkig kwam de verschikkelijke sneeuwman (alias papa) ons als een ridder op het witte paard redden, anders weet ik niet of we waren thuisgekomen. Roel verwachtte mij compleet ingestort aan te treffen met twee gillende kinderen. Niets was minder waar. Normaal schreeuwt Tijm alles bij elkaar in de auto. Zeker na 3 uur. Maar nu zat hij met grote ogen te kijken naar de neerdwarrelende vlokken. Sneeuw geeft altijd zo’n mooie witte, verstilde wereld. Het voelde eigenlijk heel sereen, haast sprookjesachtig aan. Ik vind het als er zoveel sneeuw ligt altijd erg spannend, avontuurlijk. Tijm vond het blijkbaar doodnormaal. Toen Roel de auto binnenkwam en de sneeuw van zich afschudde zei Tijm vrolijk: ‘haljo papa’. Linde lag lekker te slapen. Met veel duwen, trekken en slippen zijn we uiteindelijk thuisgenomen.

Toch niet echt voor herhaling vatbaar, vandaag werk ik dus thuis. En ik hoop natuurlijk dat er tussendoor tijd is voor wat sneeuwpret. Linde is nog te klein, maar Tijm is nu eindelijk groot genoeg. Vorig jaar vond hij het helemaal niets. Stond te schreeuwen in de kou. Het enige wat hij deed met de door mij gemaakte sneeuwpop was de wortelneus eraf slopen en proberen op te eten. Nu staat hij voor het raam geplakt te schreeuwen. ‘Buit, buit, snee, slee!’

Hij heeft een paar weken geleden al ervaren hoe leuk het kan zijn. Uitgelaten stapte hij op zijn laarzen door de sneeuw. Hij greep enthousiast mijn zijn kleine vingertjes in de koude witte massa. Dat was wel erg koud, dus het werd toch even gillen. Maar toen ik eenmaal handschoenen voor hem had gekocht vond hij het prachtig. Met als hoogtepunt sleeën. Bij ons in het park is een prachtige sleehelling. Er werd druk gesleed, dus wij snel naar de winkel om er een aan te schaffen. Allemaal uitverkocht. Ik herinner me dat dit vorig jaar ook al het geval was toen het gesneeuwd had. En dat ik me toen voornam om als ze er weer waren er meteen een te kopen. Dan hadden we hem vast.

Gelukkig biedt opa uitkomst. Hij heeft nog een slee op zolder staan. Met kerst neemt hij hem mee. Zo’n mooie ouderwetse houten. Tijm is niet meteen overtuigd. Pas als we het allemaal hebben voorgedaan, en we samen de helling afgegaan zijn krijgt hij de smaak te pakken. En wil hij er niet meer af.

In de tuin blijft opa hem rondjes trekken, Tijm houdt zich verbeten vast. ‘Meer slee opi, slee!’ De volgende dag is er meer gras dan sneeuw, maar Tijm en opa blijven stug doorsleeën. De dag daarna is het helemaal groen, maar dat maakt hem niet uit. ‘Meer slee!’ Als Tijm even afgeleid is verstoppen we snel de slee in de schuur. Maar vergeten is hij hem niet. Nu de vlokken hard vallen staat Tijm alweer klaar bij de achterdeur. Helaas is opa weer naar huis, dus zal ik er zelf aan moeten geloven.

dinsdag 5 januari 2010

Dochter

De meeste van mijn vriendinnen, tenminste degenen die eerlijk genoeg zijn het toe te geven, willen stiekem toch wel erg graag een dochter. Natuurlijk zijn we allemaal gek op onze zonen, maar een dochter is extra speciaal. Als klein meisjes fantaseerde ik al over een mooie dochter. Misschien omdat het is alsof je een levende pop hebt? Je kunt ze mooi aankleden, haartjes kammen, knipjes in het haar.

Alhoewel je verder eigenlijk maar weinig kunt met poppen. Nee, dan een dochter. Ik verheug me al op de moeder dochter tripjes. Winkelen, spa, lekker tutten. Nu heb ik natuurlijk een prachtige zoon. Maar toen de tweede een meisje bleek te zijn maakte mijn hart toch een klein sprongetje. En ik moest de verloskundige even vragen om te controleren of ik het wel goed had gezien. Maar ze was daar toch echt: Linde.

Het is ook een ontzettend meisje, vind ik. Wat mij altijd doet afvragen of ze dat van nature is, of dat ik haar dat maak. Het nature vs nurture debat. Behandel ik haar anders dan grote broer Tijm? Dat is een echte jongen. Een rouwdouwer. Speelt met auto's, treinen en ballen. Kijkt knuffels en poppen niet aan. Valt hij om, dan geeft hij geen kik maar klautert weer overeind. Stoer.

Linde was van het begin af aan anders. Rustiger. Zit liever dan dat ze kruipt. En eerlijk gezegd een beetje een Tante Tut. Als ze omvalt, of iemand (lees: haar broer) haar aanstoot barst ze in grote snikken uit. Toegegeven, haar kleren kiest ze natuurlijk zelf niet uit. Maar de jurkjes en maillootjes die ik haar wel aantrek staan haar snoezig. En zo zit ze daar dan te spelen met die grote blauwe ogen. En dat haar! Met acht maanden al zo lang dat ik 's ochtends tien minuten bezig ben de klitten eruit te kammen. Dit staat ze gelaten toe, mijn ijdeltuitje.

Ik betrap ons er op dat we voor haar ander speelgoed kopen dan voor haar broer. Je neemt je voor geëmancipeerd te werk te gaan. Tijm krijgt voor zijn verjaardag een brandweerauto en duplo. En voor haar sta ik te zwijmelen bij een schattig houten keukentje. Waarbij ik Roel aanstoot en wijs, ‘Als Linde jarig is, mag ik die dan hebben?’ Terwijl Roel Tijm toen hij een maand oud was al een Wii voor Sinterklaas wilde geven. En ik hem nog nooit zo gelukkig heb gezien als toen hij voor het eerst met zijn zoon ging voetballen in de tuin. Nou ja, voor Tijm was het meer handbal, maar toch. ‘Wat een balgevoel,’riep iedereen trots.

Dus ze echt hetzelfde behandelen doen we niet. En nu ik er wat meer over nadenk, misschien zijn ze ook wel helemaal niet zo stereotype als wij ze menen te zien. Opeens zie ik Tijm weer voor me, een half jaar geleden, rondparaderend in mama’s schoenen. Prachtig vond hij dat. En geen gympen, maar roze met hoge hakken. Mijn stoere zoon! En vorige week, toen Linde met kerst voor het eerst een knipje in haar lange lokken had, had ze het er binnen een paar minuten weer uitgetrokken. Gooide het weg en stopte een autootje van Tijm in haar mond. Waarop Tijm het knipje oppakte en eiste dat hij het in mocht. Gelukkig maar, we hebben ze nog niet helemaal verpest!