maandag 25 juli 2011

Toeristische attractie

We staan op Mount Faber, bovenop op de top. Het uitzicht is fenomenaal. De puntige skyline van Singapore. De zee. De havens. Preteiland Sentosa. Olietankers en opslagtanks. Onmetelijke rijen flats. Tropisch bos. Nog meer flats. We kijken onze ogen uit. Tijm en Linde niet. Tijm en Linde rennen rondjes om de boom op het topje van de berg. Af en toe klimmen ze op het hek, of rennen de trappen op en af. Jasmijn slaapt in de buggy.

Een groep Chinese toeristen beklimt de berg. Ze puffen uit in de tropische hitte. Ook zij kijken niet naar het uitzicht. Ze kijken naar onze kinderen. De beentjes van de slapende Jasmijn worden bewonderd, beknepen en geaaid. ‘How old,’ gebaart een grijze dame. Ik steek zes vingers op. ‘Six,’ zeg ik trots, ‘six months.’
Ze knikt instemmend. Ze wijst nog eens, nu naar Tijm en Linde, en dan naar mij, mijn man, mijn schoonzus, met vragende blik. ‘Yes, mine, all mine,’ knik ik.
Ze schudt haar hoofd.
‘Echt waar,’ herhaal ik. Ik wijs naar Tijm. ‘He is three.’ Dan Linde, ‘She is two,’
De dame roept haar familie erbij. Ze wijzen, grinniken, lachen, snuiven.
Ik lach vriendelijk. De dochter van de grijze dame lacht terug. Ze knijpt Jasmijn in haar wang. Voorzichtig, wil ik roepen, ze slaapt. Maar ik laat het gaan.
‘Where are you from?’ probeer ik.
Ze kijkt me niet begrijpend aan.
Ik probeer nog eens? ‘You are from Singapore?’
Nee, denk ik, dan sprak ze wel Engels.
Nu snapt ze me, en moeizaam ontcijfer ik haar antwoord. Beijing.
‘Ah, China!’ roep ik.
Stralend knikt ze, we gebaren nog wat over en weer, zwaaien naar de kinderen en zeggen gedag. We lopen door, maken foto’s van het uitzicht. De Chinezen maken foto’s van onze kinderen.

Het scenario herhaalt zich steeds weer. Linde’s steile blonde haren en Jasmijn’s bolle roze benen trekken de aandacht. We poseren met Chinese, Koreaanse, Javaanse en Balinese gezinnen, breed lachend, omarmend. Linde springt in de houding, ‘cheese,’ als camera’s verschijnen. Jonge Balinese meisjes maken foto’s van Jasmijn op hun telefoon. Twee Balinese puberjongens achtervolgen Linde, een half uur lang, over het zwarte strand. Hun telefoon in de aanslag, zich verlegen verstoppend, giechelend, tot ze hun plaatje hebben. Jasmijn wordt uit de kar getild, geknuffeld, gekust, in slaap gewiegd door Balinese vrouwen.

Keer op keer voer ik het gesprekje.
‘How old?’
‘All yours?’ want ook in AziĆ« is drie kinderen in drie jaar indrukwekkend.

Nooit had ik op reis zoveel aanspraak, zoveel leuke gesprekken, sprak ik met zoveel moeders, vaders, grootouders. Waar taal tekort schiet nemen beeld en gebaar over. En de glimlach. Thuis op de bank bekijk ik de foto’s. De sushi-etende Koreaanse kindertjes in de dierentuin. Nanny’s met Chinese kindertjes op het strand van Sentosa. Balinese peuters in de branding. Tijm, voetballend met schooljongens in Tegallalang. En ik denk aan huizen in Singapore, Beijing, Korea, Bali, waar ze nu kijken naar foto’s van mijn blonde Hollandse kindertjes. Onze vakantie wordt die van hun, hun leven loopt over in dat van ons. Oudertrots kent geen grenzen.