maandag 28 februari 2011

Het nieuwe bed

We hadden een nieuw bed. Dat moest gevierd. Na weken van weinig slapen, stress, vermoeidheid en te veel ruzie en geschreeuw was het tijd voor een romantische avond. In het nieuwe bed. Het bed waarmee we de hele middag bezig waren geweest met het in elkaar te zetten. Wat ons huwelijk had overleefd. Dat huwelijk had behoefte aan kwaliteit. Zonder kinderen. In het nieuwe, grote, zachte en toch stevige bed. De tv bleef uit, de pyjama’s gingen aan. Maar we gingen nog niet slapen.

Eerst de kinderen in hun eigen bed. Tijm in zijn groene peuterbed. Linde in haar oranje ledikant. Jasmijn in overgrootmoeders wieg. Die stond dan wel naast ons nieuwe bed, maar dat mocht de pret niet drukken. Noch de romantiek. Zij zou immers slapen. Dat doen baby’s.

We openden een fles dure champagne. Gekregen bij de geboorte van Jasmijn. Hele dure champagne. Duurder dan het bed. Nou ja, het frame dan. Niet het zachte en toch stevige matras. We aten bonbons van Liberty’s die smolten op onze tongen. We zakten weg in de kussens en nestelden ons in het zachte en toch stevige matras. We klinkten de glazen. Begonnen een goed gesprek. Aten nog een chocolaatje. We dachten niet aan de volgende voeding, die immers nog uren weg was. Opeens klonk er een knor uit de wieg, achter het gordijntje van de hemel. Nog een knor. En een urm. Bezorgd keken we elkaar aan. Namen nog een slok. Het goede gesprek werd wat verwarder. Af en toe gingen afgeleide blikken naar het gordijntje. Spenen werden gegeven, voorhoofden geaaid. Maar het mocht niet baten. Toen lag ze daar, tussen papa en mama in, in het grote bed. Tevreden knorde ze. En sliep. Het goede gesprek ging door. We kregen weer hoop en probeerden het nog eens. Terug achter het gordijntje van de wieg begon het gehuil opnieuw. Niet veel later keek ze vanaf papa’s schoot tevreden de kamer in. Wakker. Van tevreden rondkijken werd het een steeds harder wordend gehuil, en nog even later keek papa jaloers toe hoe Jasmijn zich voldronk aan mama’s borst. Toen was het mooi geweest. Het was al laat. Papa en mama waren moe. Het moment dat twee stuiterende peuters zich zouden gaan aandienen kwam met rasse schreden naderbij. We werden streng. Ze moest in de wieg. We negeerden het gehuil en geurm. Langzaam knorde ze in slaap. Eindelijk. Moe keken papa en mama elkaar aan en kropen gapend in elkaars armen.

De volgende ochtend zaten we met zijn vijven in het nieuwe bed. Er werd gezongen en voorgelezen. Het bed werd een trein. Een piratenschip. Het zachte en toch stevige matras bleek een uistekende trampoline. Het bed was groot. We pasten er allemaal in. Maar of we daar blij mee waren wisten we nog niet helemaal zeker.

woensdag 23 februari 2011

De T van tekenen

‘Kijk,’ wijst Tijm. ‘Mijn letter. Daar.’ En ja, op het nummerbord van de auto prijkt een T. De T van Tijm. Overal ziet Tijm de T. In een boek. Op het toetsenbord. Op het putdeksel in de stoep. Het is een mooie letter. Een fiere rechte streep. Met een dwarsstreepje. Tijm kan hem mooi tekenen. Met zijn nieuwe viltstiften. Hij tekent een lange streep. Dan nog een kleintje.
‘Kijk mama,’ roept hij. ‘Tijm’s letter.’
Mama helpt en schrijft de rest van Tijm’s naam. Tijm tekent na. De I. De J. En de M. Die is moeilijk, die M. Een lange bocht. Nog een bocht. Tijm’s hand wiebelt. De M wordt een beetje scheef. Het geeft niet. tIj3 staat er. ‘Mooi hoor,’ zegt mama.
‘Nog een keer,’ roept Tijm. ‘Oké,’ zegt mama. ‘Welke kleur?’
Roze natuurlijk. Roze is Tijm’s lievelingskleur. Mama tekent eerst. Tijm tekent na. Hij kan het heel goed. TiJE staat er. Nog een keer oefenen ze. Het puntje van Tijm’s tong steekt uit zijn mond. Voorzichtig beweegt hij de stift op en neer. TiJM schrijft hij. ‘Goed zo Tijm,’ zegt mama. Ze pakt een nieuw papier. ‘Wat nu?’

Mama moet eerst. ‘Schrijf op,’ gebiedt Tijm. Tijm zegt het voor. Mama schrijft. Tijm schrijft na. ‘Mama,’ schrijven ze. Twee keer een M. Dat vindt Tijm moeilijk. Te moeilijk. ‘Jij moet schrijven mama.' Mama schrijft door, onder elkaar. Papa. Linde. Jasmijn. Baby. Opa. Oma. Klaar. Tijm wil een nieuw papier. Tijm tekent een trein. En een vlinder. En een heleboel strepen. ‘Kijk,’ wijst hij. ‘Ik teken een heleboel enen.’

Nog een nieuw papier. Mama moet weer. ‘Een trein,’ commandeert hij. ‘Een grote trein. Een snelle trein’
Mama tekent een lange worst. ‘Nu jij,’ zegt ze. 'Jij moet de wielen doen.’
Tijm tekent een lange streep onder de trein. De wielen.
‘En ramen?’ vraagt mama. ‘Nee, jij moet de ramen doen.’
Mama tekent ronde raampjes. En een schoorsteen. ‘Neehee,’ roept Tijm, ‘het is een snelle trein. Geen stoomtrein. Geen schoorsteen.’
Tijm is boos. Hij wil geen schoorsteen. Domme mama.
‘Sorry,’ mompelt mama. ‘Ik weet wat.’ Mama heeft een trucje. Ze poetst de schoorsteen weg met de toverstift. De toverstift tovert alles wit. Tijm is blij. De schoorsteen is weg. Nu mag Tijm weer. Hij tekent mensen in de trein, achter de raampjes. Een grote. Dat is papa. Een kleine. Dat is Jasmijn. ‘En Tijm?’ vraagt mama. Snel tekent hij Tijm. En Linde. En mama natuurlijk. Mama mag naast papa.

Dan wordt Linde wakker. ‘Kom,’ zegt mama, ‘we ruimen de stiften op. Voor we Linde gaan halen.’
Want Linde mag niet stiften. De stiften zijn niet uitwasbaar. En Linde tekent op de vloer. De tafel. Het kastje. De tv. Op zichzelf. Op haar kleren. Overal. Onuitwasbaar. Het huis wordt steeds mooier. Kleuriger. Vindt Linde. Mama vindt van niet. Ze vond het huis mooi genoeg. Gelukkig heeft Mama een trucje. De toverstift. En zo worden het huis en Linde weer wit.

woensdag 16 februari 2011

Op expeditie

Met twee peuters en een baby is een bezoekje aan de supermarkt een tijdverslindende en energierovende expeditie. Laat staan het dagelijks ritueel van aankleden, ontbijten en naar school brengen. Een herculische taak. Papa vindt dat onzin. Papa heeft een ferme hand. Een zondags bezoekje aan de dierentuin wordt gerund als een militaire operatie. ‘T minus 30’ schalt hij door het huis. Dan ‘T minus 5, opschieten, wie moet er nog plassen?’ Volgens strak schema wordt iedereen gewassen, gekleed, gevoed en ingepakt. Precies op tijd rijden we weg. Papa haalt zijn schouders op. Het kan dus best. Onze weekdagen zien er heel anders uit:

Tijm is als eerste op en kruipt bij mij in bed. Jasmijn in de wieg naast ons knort rustig door. We draaien ons nog eens om. Tot ik op de klok kijk. O nee. Over ruim een uur moet Tijm op school zijn. Ik kruip uit bed, loop naar de douche. ‘Ik wil niet douchen,’ roept Tijm. Dan hoor ik Linde brullen. Wakker. Linde wil wel douchen. Wanneer we er onder staan Tijm ook. Maar niet eruit. Terwijl ik me aankleed spuiten Tijm en Linde de shampoo leeg in de douche. Ik spoel ze weer af. ‘Ik wil niet afdrogen,’ gilt Tijm. ‘Nee, niet die, de treinenhanddoek.’ Linde schudt simpelweg haar hoofd. ‘Nee, nee.’ Ik duw ze druipend de kamer in. ‘Stil, jullie gillen Jasmijn wakker.’ Dan halen we het nooit.

Aankleden, hup. Tijm wil niet. ‘Je kunt niet bloot naar school,’ dwing ik hem. Hij wil alleen de ruitenbroek. Alleen het kameleon T-shirt. Zijn groene trui. Nieuwe sokken. Ik kreun. ‘Die zijn in de was,’ steun ik. ‘Niet waar,’ gilt Tijm. Een kwartier en veel lawaai later is hij aangekleed. Nu Linde nog.

‘Kom, we gaan ontbijten,’ sleep ik ze een minuut later de trap af. Ik pak de weetabix. ‘Nee,’ roept Tijm, ‘rozijntjes.’ Ik strooi er een paar in het kommetje. ‘Hier. Kom. Nu. Aan tafel.’ Nee, schudden twee hoofdjes. Ik loop achter ze aan met de lepel. ‘Toast,’ roept Tijm. ‘Toast,’ roept Linde. ‘Met marmite,’ roept Tijm. ‘Miet,’ knikt Linde instemmend. Met een blik op de klok knik ik. Brood in de toaster. Theewater opzetten. Toast smeren. Mijn maag knort. Ik pak een banaan. Twee paar handen trekken aan mijn been. ‘Banaan, mama.’ Snel prop ik het resterende stukje banaan naar binnen. Snijd de toast in stukjes. Duw Tijm weg: ‘Nee, Tijm, mama smeert.’ Brand mijn lippen aan de hete thee. ‘Schiet op, schoenen en jassen aan.’ Twee worstelingen later staan we bij de deur. Mutsen op. Sjaals om. Tijm’s schooltas. Step. We zijn iets vergeten. Wat? Tandenpoetsen. Laat maar zitten. Nog iets. Jasmijn! De babyfoon staat uit. Slaapt ze nog? Ik ren naar boven. Gelukkig. Het is stil in de slaapkamer. ‘Slaap, Jasmijntje slaap,’ prevelend prop ik haar in haar gebloemde berenpak. Weer staan we bij de deur. Ik kijk op de klok. Bijna op tijd.

Ik denk terug aan papa’s militaire expeditie maar haal nu míjn schouders op. Hadden ze maar giraffen op de peuterschool. Dan kon ik het ook.

zondag 13 februari 2011

Veertien februari

Vanaf nu zullen er regelmatig columns van mij verschijnen op www.mommyonline.nl.
Een site vol leuke verhalen en artikelen door en voor moeders, dus ik zou zeggen: neem eens een kijkje.

Maar maak je geen zorgen, op deze site blijven als vanouds de k-meeltjes verschijnen over de kinderen. Ik heb genoeg verhalen voor iedereen!

Als extraatje hier de column die vandaag verscheen bij mommyonline:

Toen in de Engelse winkels de rood-zilver-gouden kerstversieringen eindelijk verdwenen kwamen daarvoor in de plaats al snel nieuwe. Rood-roze-zilveren harten. Sint Valentijn komt eraan. De dag waarop je je geliefde een kaart stuurt. De oorspronkelijk Amerikaanse traditie is hier in Engeland stevig aangeslagen. Want kaarten sturen is een nationale hobby. In ons dorp, waar geen groenteboer of slager zit, maar wel twee supermarkten, zijn welgeteld drie kaartenwinkels. Drie! En dan bedoel ik dus winkels die uitsluitend kaarten verkopen. Dat die zichzelf kunnen bedruipen in ons middelgrote forensendorp zegt genoeg. Men stuurt en geeft graag kaarten. Toen ik op het eerste engelse verjaardagsfeestje met peuterzoon enthousiast aankwam met mijn olijk verpakte kadootje draaide de jarige job het pakje minzaam rond in zijn handen. ‘Wat, geen kaart?’ Moeder en ik kleurden rood en moffelden het pakje met de ontbrekende kaart snel weg.

Ik heb het snel geleerd. Kom je een pakje of groet of wens persoonlijk brengen of niet, een kaart hoort erbij. En met Valentijnsdag sturen niet alleen geliefden elkaar kaarten. Vooral de jeugd stuurt graag, en veel. Kinderen aan vriendjes. Kinderen aan ouders. Een vriendin van mij kreeg een brief van de school van haar kleuter: Of dochter dan wel alle kindjes, dan wel géén kindjes in haar klas een kaart wilde sturen. Het was zo zielig als er kindjes waren die minder of niets kregen.

Zelf kan ik er niets mee, Valentijnsdag. Een stille kaart van een geheime aanbidder, ja, spannend en romantisch. Maar het mediacircus en het verplichte kaarten sturen, ik doe er niet aan mee. Ik ben te Hollands. Te nuchter. En wie niet stuurt die niet krijgt. Eén keer kreeg ik een valentijnskaart, een echte, een grote. Een anonieme. Toen ik nog een jonge, knappe studente was. Maar toen bleek dat mijn vriendin die drie deuren verder woonde eenzelfde kaart, in hetzelfde handschrift, had ontvangen verbleekte de glorie van de kaart snel. Het mysterie werd nooit opgelost. Later waren er nog wat obligate kaarten van vriendjes. Een aandoenlijke van peuterzoon met op de crèche geplakte crêpepapieren hartjes. Manlief leerde al snel dat ik niet blij wordt van een papieren attentie. Liever krijg ik een massage, of ontbijt op bed. Voor een romantisch etentje en bloemen ben ik altijd te porren, het hele jaar. Behalve op veertien februari.

Dus wat doen wij komende maandag? De kinderen in bad. In bed. Daarna kruipen we tegen elkaar aan op de bank. We hopen dat de baby ons een rustige avond gunt. We hopen dat we eens een avond zonder gekibbel van de moeheid doorkomen. Hopelijk zullen we elkaar aankijken, en glimlachen. Zullen we bedenken hoe goed we het hebben samen. Wat een prachtige kindertjes we hebben gemaakt. Kruipen we nog iets dichter tegen elkaar aan, kijken wat televisie en gaan vroeg naar bed. Zodat we nog een paar uurtjes kunnen slapen voor de baby wakker wordt. Romantiek? Niet het commerciële soort, met rozen en kaarten en wijn. Echte liefde? Dat wel. Elke dag weer.

zondag 6 februari 2011

Knorrie

Jasmijn, ruim drie weken oud, ontwaakt langzaam voor de wereld. En de wereld voor haar. Overdag kijkt ze geïntrigeerd de kamer rond met haar donkerblauwe kraaloogjes. Op schoot, in de wipstoel of in de box. En ’s avonds slaapt ze. We bekennen, van zeven tot tien wel eens op papa’s buik. Dat is een genoegen dat papa zich nu nog niet wil laten ontnemen. Zo’n klein warm lijfje op zijn borst geplakt, geheel en al overgegeven aan een diepe, roerloze slaap. Veilig en vertrouwd bij papa. De jongste dochter, nu al verwend.

Na de laatste voeding gaat ze in de wieg. Huilen doet ze zelden. Slapen lang. En hoe. Zich knorrend uitrekkend laat ze zich in haar wieg leggen. Sliep ze nog muisstil en vredig op haar vader, in bed doet ze dat niet. In haar slaap pruttelt, kreunt, mummelt, urmt, murmelt, sputtert, gromt en knort ze de hele nacht. Heel schattig. Maar minder fijn als je er naast probeert te slapen. Voor papa dan. Mama is dovig en slaapt er vrolijk doorheen, uitgeput van baby’s, peuters, ontstoken baarmoeders en narcose. Bij luidkeels huilen wordt mama pas wakker. Maar dan heeft papa al meerdere knuffels, aaien en zoenen toebedeeld. Tot hij uiteindelijk de baby doorgeeft aan slapende mama voor haar portie melk. Papa is moe.

We noemen haar Knorrie. Knorrie slaapt. Knorrie slaapt goed. Een of twee keer wil ze ’s nachts aan de borst. Tussendoor slaapt ze. Knorrend. Nu heeft ze een verkoudheid te pakken en snottert en snuft ze er nog bij. En papa hoort uitstekend. Papa wordt steeds moeier. Valt hij tegen de ochtend uitgeput in slaap dan is om zeven uur grote broer weer paraat. Die wil bij papa en mama in bed. Ook hij is niet stil. Hij draait, wentelt, krioelt en wurmt. Schopt en slaat om zich heen. Trekt aan armen, duwt tegen schouders en zeurt.
‘Melk. Ik wil melk.’
Helaas, hij kan niet even snel aan de borst. De melk is beneden. In de ijskast.
‘Wachten, niet zeuren. Anders ga je terug, naar je eigen bed.’
Hij wil niet terug. Hij zeurt, wiebelt en duwt door. Totdat papa steunend opstaat en hem meeneemt naar beneden. Mama draait zich nog even om, totdat knorren huilen wordt en ook kleine Knorrie haar melk krijgt. Alleen grote zus slaapt nog door, wordt rustig wakker, zingend in haar bed, ver na achten, uitgeslapen en fris.

Morgen moet de vermoeide papa weer aan het werk. De vermoeide mama ook. De operatie is geweest, de baarmoeder schoongekrabd en de kraamtijd eindelijk voorbij. De moeheid zal nog even blijven.