woensdag 29 augustus 2012

Op jacht


Op jacht naar een huis. Dat is in Singapore, op zijn zachts gezegd, uitdagend. De oppervlakte van het stadsstaatje is weinig groter dan dat van Texel. Maar dit eiland heeft ruim vijf miljoen inwoners. Er is maar een manier om al deze mensen te huisvesten: de hoogte in. Niet alleen de flatgebouwen maar ook de prijzen zijn torenhoog.
Surfend over websites vol huizen gruwel ik. We hebben het budget van ons ruime, vrijstaande huis in Engeland verdubbeld, maar desondanks blijft het krap. Want wensen, die hebben we wel. Op de begane grond, veel buitenruimte, vier slaapkamers, binnen het bereik van de schoolbus en ondergrondse, op loopafstand van een markt en foodcourt, en fijne gemeenschappelijke faciliteiten voor de kinderen, dus een zwembad en speeltuin.
Al snel wordt het duidelijk dat dát, wat we willen, niet kan. Tenminste, niet voor ons budget. Met huizen die op papier geweldig lijken, blijkt altijd iets mis. Het zwembad ligt de komende maanden, of langer, opengebroken, de badkamers en keuken zijn smerig en gammel, het balkon is kleiner dan een eettafel of er is een gigantische bouwput naast de deur.
Al snel laten we wensen varen. De vierde slaapkamer gaat als eerste. Tijm en Linde zijn toch al gewend te delen, en de logees delen maar met Jasmijn. De begane grond, in Singapore de lastigste eis, wordt danig onder druk gezet. Een ruime selectie hekken, beschikbaar om balkons kindveilig te maken, knaagt langzaam mijn hoogtevrees weg, en ook hoger gelegen appartementen sluipen de lijst binnen.

Maar huizen zoeken is geen kwestie van lijsten of wensen. Het is een kwestie van gevoel. Ik loop het huis binnen en ik weet het. Ook al zijn er maar drie slaapkamers. Al is het twee trappen hoog, zonder lift. Zoals alle huizen die ik heb gezien is het niet perfect. Maar het is perfect voor ons. Tenminste, het meest perfecte dat ik heb gezien. Beneden een grote, ruime woonkamer en een fijn balkon. Boven drie riante slaapkamers met prachtige houten vloeren en inbouwkasten. Zelfs voor ik zijn laatste troef heb gezien heb ik het huis in gedachten al gehuurd.
Scheef glimlachend troont de makelaar me mee, een laatste trap op. Verbaasd loop ik mee, en mijn mond valt open als ik het heerlijke dakterras zie. Eerst nog een balkon, dan, om de hoek, een overdekte speel, lounge en relaxkamer, in de buitenlucht.

Ik ben verkocht. De badkamers waar sinds de bouw in de jaren tachtig niets meer aan is gedaan. De herrie en het stof van de bouwput verderop. Ik zie het allemaal niet. Ik zie alleen de uitgestrekte ruimtes, binnen en buiten, de sfeer, en het feit dat al onze spullen zullen passen. Ik zie de dat straten van het complex perfect zijn voor fietsen en steppen. Ik zie het gezellige speeltuintje en het zwembad met peuterbad.
Even later realiseer ik me de centrale ligging, de ondergrondse vlakbij, de geweldige markt en foodcourt om de hoek. En dat het vanaf hier vijfhonderd meter lopen is naar een leuk uitgaanswijkje.

Bij de tweede bezichtiging is ook Roel snel overstag, en twee weken en een soapserie later zijn we de gelukkige huurders van een maisonnette met dakterras. Nu de huisbaas ook het veiligheidshek heeft goedgekeurd voor het balkon en dakterras kan ik weer rustig slapen. Morgen ga ik winkelen. Ik heb een dakterras in te richten. 

dinsdag 21 augustus 2012

De bank

We hebben een Singaporese bankrekening nodig. Roel heeft telefonisch een afspraak gemaakt. Al een paar keer, maar steeds komt er iets tussen. Zaterdagochtend half negen is de nieuwste afspraak. Maar we kunnen ook later binnenlopen, beaamt de bankmanager desgevraagd. Ze zijn tot één uur open. Als we om elf uur aankomen kijkt de bankmanager vertoornd. Hij wijst mopperend op zijn horloge.

Roel sputtert tegen dat hijzelf zei dat het ook later kon. Minzaam kijkt de bankmanager op ons neer vanachter zijn welkomstbalie, en wijst hoofdschuddend naar een wachthoekje achterin de ruimte.

Met zijn vijven, twee steppen en een buggy blokkeren we de doorgang onhandig. Jasmijn probeert te steppen, maar het is druk in de bank. Een lange rij zigzagt naar de loketten. Geïrriteerd wurmen mensen zich langs ons naar de trap achter ons. Een half uur, veel snacks en veel gegil later mogen we verhuizen. De steeds vertoornder kijkende bankmanager wijst naar een hokje tussen twee halfhoge schotten. Er staat een bureau, een computer, een telefoon en twee stoelen. We wurmen ons erin. Na tien minuten beginnen we steeds bozer in de richting van de bankmanager achter zijn balie te kijken. Er komt zo iemand aan, zegt hij. Tot drie keer toe. IJzig zie ik hem denken, moet je maar op tijd komen.

Uiteindelijk komt een wat gezette, verlegen Chinees-Singaporese het hokje binnen. Een uur, heel veel formulieren, nog meer snacks, gegil, wriemelhandjes aan alles wat los en vast zit, en een paar blokjes om op de step verder, zijn we klaar. We hebben een bankrekening, een chequeboek, twee bankpasjes, en twee apparaatjes voor internetbankieren. Het koste wat, veel tijd en heel veel moeite. Maar het is gelukt.

‘Wacht even,’ zegt Roel voor we weggaan. ‘Ik heb nog wat papieren die moeten geautoriseerd door ‘een bankmanager’. Gaan jullie vast een restaurant zoeken, dan regel ik dat nog even.’
Opgelucht verlaat ik met de jengelende kinderen het ijzig gekoelde pand en loop de warme buitenlucht in. Een kwartier later, terwijl ik de menukaart bestudeer, komt Roel het restaurant binnen. Hij hangt zijn jas over een stoel, bestelt drinken en zegt achteloos: 'O ja, ik heb trouwens de rekening weer opgezegd. Dat pasje kun je weggooien.’
Verbaasd kijk ik hem aan. ‘Haha, heel grappig.’
‘Nee, echt waar.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, die kerel weigerde die papieren te ondertekenen. Hij wilde ze alleen stempelen, maar dat was niet genoeg. Hij bleef maar weigeren. Toen dreigde ik alles weer op te zeggen. Ze zijn daar ongelofelijk klantonvriendelijk, hij werkte de hele ochtend al op mijn zenuwen. En hij liep gewoon weg, zonder iets te zeggen.’
Ik wil denken dat het een grap is, maar in Roel’s schuldige ogen zie ik de waarheid.
Dikke gillen wellen in mij op. ‘Wil je beweren dat ik twee uur lang met drie jengelende kinderen in een ijzige bank heb gezeten voor NIETS? Dat we nu geen bankrekening hebben?’ En zo gil ik nog wat door.
Het kost zeker een kwartier, en een groot glas koude cola met veel ijs tot ik er om kan lachen. Om de stijve bankmanager met zijn chagrijnige hoofd en minzame mond. Om de rode konen van het opgelaten, gezette Chinese meisje toen ze de formulieren uitprintte die de met veel moeite aangevraagde rekening weer ophieven.

Het was een harde les, maar we hebben wel wat geleerd. De klant is hier geen koning. Hij dient zich te allen tijden aan het protocol te houden. Dan komt het wel goed. 
Op naar de volgende bankmanager.

dinsdag 14 augustus 2012

Een stukje Holland in de tropen

Die nacht kan ik niet slapen. Mijn zenuwen maken mijn maag tot een nare, harde klont. Dat, of het eten van de hawker, dat ik natuurlijk nooit had moeten eten, vol knoflook, chili en gluten, maar o zo goddelijk dat het me het waard leek. De gedachten buitelen rond en rond door mijn hoofd, kronkelend, heen en weer tot ze alle rede en ratio kwijt zijn. De mogelijke nieuwe huizen die ik moet bekijken, de helper die warm aanbevolen kwam en die ik moet bellen, de kinderen die nog steeds niet gewend lijken aan het klimaat, het balkon waar ik in vlagen van angst, hoogtevrees en verstandverbijstering af wil springen. En de school. Vooral de school. Het lijkt wel of niet Tijm, maar ik morgen mijn eerste schooldag heb. Als ik om vijf uur mijn bed opgeef ligt hij nog in zoete rust. Wanneer ik me een paar uur later met grauwgrijze wallen, worstelend met een krijsende Jasmijn, in de taxi wurm stuitert Tijm opgewonden mee.

Aangekomen op school zijn we een van de eersten. Tijm’s bravoure krimpt en verlegen kijkt hij de klas rond. Maar de juf wijst op een stoel in de kring en dapper gaat hij zitten. Ik loop even naar de administratie, en als ik terug ben zie ik hem verlangend kijken naar twee wild spelende jongentjes. Hij wil zo graag nieuwe vriendjes in dit vreemde land. Maar de andere kinderen hebben samen in groep één gezeten. Ze kennen elkaar en de school al. Tijm is zo nieuw als je maar kan zijn, in dit land en op deze school. Voor hem is het de allereerste dag op de grote school. Groep één heeft hij nooit gedaan maar mag hij overslaan om bij zijn leeftijdsgenoten te komen.

Als ik na de informatiebijeenkomst voor nieuwe ouders weer langs zijn klas loop zie ik hem breed grijnzend rondspringen met een jongetje in een geel t-shirt. Even later loopt de hele klas in een rijtje door de gang, hand in hand, naast hun toegewezen maatje. Tijm huppelt voorbij met het jongetje in het gele t-shirt. In het voorbijgaan stelt hij hem voor. ‘Mama, dit is mijn nieuwe vriend. Hij heeft een Angry Birds t-shirt, kijk, net als ik.’

Later, in de assembly, worden de nieuwe leerlingen voorgesteld. De maatjes mogen mee naar voren. Elkaar afwisselend duwend, trekkend en omarmend staan Tijm en zijn maatje giebelend vooraan. Tijdens het schoollied laat ik mijn blik over de zingende kinderen gaan. Veel blonde kopjes, afgewisseld met zwarte, Aziatische haren. Tijm en Linde passen er naadloos tussen. Ze vallen niet meer op in hun kleurige Nederlandse kleren, zoals ze dat in Engeland deden. We zijn verder weg van Nederland dan ooit, maar opeens zitten we er middenin. Raar, fijn, vertrouwd, maar ook verontrustend. Ik duw mijn ergernissen over de Hollandsheid, die me opeens teveel wordt, weg en laat me meesleuren in de vrolijkheid. De sfeer, het erbij horen, het samen in de tropen gevoel van deze school, het doet me denken aan de scholen uit mijn eigen jeugd. En daar was helemaal niets mis mee.

Als ik Tijm die middag ophaal is hij moe en bezweet.
‘Was het leuk op school?’ vraag ik.
‘Ja,’ straalt hij.
‘Wat heb je allemaal gedaan?’
‘Weet ik niet. Alles.’
Ik knik. Hetzelfde antwoord als altijd.
‘Morgen weer?’
‘Ja,’ knikt hij vrolijk, ‘morgen wil ik weer.’
‘Mooi,’ aai ik over zijn hoofd, en grijp in mijn tas om de taxi terug te bellen.
We zijn allemaal toe aan een middagdutje. Ik nog het meest.

dinsdag 7 augustus 2012

We zijn er!

We zijn er. Al bijna een week. Er is zo veel te vertellen, zo veel te doen, maar zo weinig tijd en rust in mijn hoofd. Na een aangename reis, tenminste zo aangenaam als een vliegreis met drie kleine kinderen zijn kan, kwamen we aan in Singapore. De kinderen stuiterden dol van enthousiasme door het appartement. Maar voor we erop uit konden om alles te ontdekken moest de jetlag weggeslapen worden. Niet makkelijk op zo’n spannende plek. Gelukkig waren we de jetlag na een dag redelijk meester en waagden we ons de stad in. Met veel moeite trokken we de kinderen uit het zwembad, het peuterbad, de lazy river en de vele speeltuinen die ons complex rijk is.
In de metro gingen we naar de stad, om papa’s kantoor op de zestigste verdieping te bewonderen. Daarboven verschrompelde de hoogte van ons appartement op de twintigste verdieping tot eigenlijk helemaal niet zo hoog. Terwijl papa dingen regelde vergaapten we ons aan de havens, de boten en de wolkenkrabbers van de stad.

De volgende dag blijven we dichter bij huis. In het zwembad, natuurlijk, en weer de lazy river. In hun opblaasbanden drijven Tijm en Linde rondjes terwijl Jasmijn pootjebaden afwisselt met heel hard weglopen. Middag’s verkennen we de buurt, onder de HBD flats door (de nationale woningbouw van de Singaporese overheid), over de drakenbrug, langs de Chinese tempel, naar Ayer Rajah Food court. Daar vergapen we ons aan het heerlijk exotische eten, de geuren en kleuren van deze tropische stad. In de food court zijn er rijen stalletjes rondom kleine vaste tafeltjes. Je eet er voor heel weinig geld Chinees, Maleis, Indiaas, en nog veel meer onherkenbaar spannends. Hier vullen we onze buiken met fried rice, sateetjes, en interessante oranje tempehblokjes. Tijm en Linde moeten wennen aan het vreemde eten en eten mondjesmaat. Jasmijn zuigt grote glazen lime juice naar binnen door een rietje. Naast de food court is de markt waar je elke ochtend voor weinig geld het mooiste fruit, groente, vis en vlees kunt kopen. Fijner dan de supermarkt, waar de westerse artikelen op voorraad maar schreeuwend duur zijn, en veel dichterbij. Hier kopen we handenvol garnalen, vis, papaja, longanfruit, mangosteen, calamansi limoenen, Japanse zoete aardappels en nog veel meer. De melk, yoghurt en kaas die we in de supermarkt kopen kosten meer dan alle fruit en groente bij elkaar.

Weer thuis moet Jasmijn slapen, dus we blijven binnen. Binnen is klein. Binnen is hoog. Binnen houd ik continue mijn hart vast dat er niemand over het balkon valt. Ik wist niet dat ik zo’n hoogtevrees had. Over de rand kijk ik naar beneden naar de lazy river waar Chinese kindertjes rondjes rennen en mijn maag krampt samen. Liever kijk ik in de verte, naar de einder en de skyline van Singapore. Links de stad met zijn ontelbare torenflats. Rechts de haven vol schepen, containers en hijskranen. Ook de kinderen genieten van het uitzicht. Het glas van de omheining zit vol vette handafdrukken. Achter ons zakt de zon weg en de stad licht op. Wegen zijn lichtgevende tweekleurige slierten, de witte koplampen naar ons toe en rode achterlichten van ons af. De gebouwen schitteren als een eeuwige kerst. In het bad kijken we door, geen bad heeft zo’n mooi uitzicht als het onze. Ik ontspan, tot ik me realiseer dat de ramen boven het bad open kunnen en de kriebels weer terugkomen.

Als alle kinderen in bed liggen kijk ik weer van het balkon. Ik geniet van de stad, het rumoer, de voetbal wedstrijd die we live kunnen volgen in het stadion beneden en de lichtgevende skyline. Toch moet ik snel op huizenjacht. Naar een groter huis, met een balkon op de begane grond. Ik sla de laptop open.