donderdag 22 maart 2012

De souvenirverkoopster

Dit stukje is een fragment uit een langer verhaal dat ik schreef na onze vakantie, op Bali, vorig jaar. Een eiland vol extremen, van luxe toeristenvilla's tot simpele boerendorpjes. Van serene tempels, verlaten strandjes tot schreeuwerig plastic boulevards. Met de liefste, prachtigste mensen die ik ooit zag.

We lopen het hotel uit, het strand op. In het hoekje van het strand, onder de schaduw van de hoge palmen, zitten de souvenirverkoopsters met hun puntige hoeden. Ze zwaaien ons vrolijk toe. Na onze rondreis moesten we wennen in Sanur. Opeens lijken de Balinezen een ander volk. Weg is de bescheiden glimlach, het aarzelende benaderen, de rustige gesprekken. We zijn geen bezienswaardigheid of waardige bezoeker meer. In Sanur is een toerist een prooi. Maar na een halve dag vriendelijk doch beslist nee-schudden kennen de verkoopsters ons en worden we met rust gelaten.
Ik zwaai terug en loop door. Roel en Tijm gaan het supermarktje naast het hotel binnen om water te kopen voor onze wandeling. Ik wacht buiten op een bankje, met de meisjes. Ik kijk het strand af. Een Amerikaanse toerist loopt het hotel uit. Een verkoopster, die net nog vriendelijk naar ons zwaaide, in zijn kielzog.
Ze bestookt hem agressief: ‘Sir, come see my shop, please.’
De man kijkt geƫrgerd om, versneld zijn pas. Ze geeft niet op.
‘Sir, sir, you buy please?’
De man schudt nee, maar zijn wanhopige blik schudt haar niet af. Hij vlucht de winkel in. De verkoopster kijkt hem na en zinkt naast me neer op het bankje. Ze veegt het zweet van haar voorhoofd. ‘Very hot,’ puft ze.
Dan buigt ze zich naar de buggy waar Jasmijn ligt te slapen.
‘Jouw dochter? Sweet,’ lacht ze.
‘Ja. Dit is Jasmijn.’
Ik glimlach. Dan wijst ze naar Linde. ‘Zo blond. Beautiful. Hoe oud?’
Ik kijk naar de witblonde Linde, spelend in het zand voor ons.
‘Linde? Die is net twee.’
‘Ah. Yes. Jullie komen Nederland?’
Al wonen we er niet, onze lange, blonde Nederlandsheid is niet te verbergen.
‘Ja. Er zijn hier zeker wel veel Nederlandse toeristen?’
Ze knikt. ‘Ik voor Nederland familie werkte. Nanny, ik,’ wijst ze.
‘O, wat leuk. Een familie hier op Bali?’
‘Jaja. Kleine jongen. Ook twee, net als blonde. Aboe.’
‘Aboe?’ vraag ik.
Nee, schudt ze.
‘Abe,’ probeert ze nog eens.
Ik versta haar niet goed. Met haar teen tekent ze de naam in het zand.
‘O, Abel, natuurlijk. Ja, een echt Nederlandse naam. Waar is Abel nu?’
‘Abel is terug Nederland. Vader’s werk, moest terug.’
Ze staart treurig voor zich uit.
‘Ik mis Abel veel. Zij,’ wijst ze naar Linde, ‘zij lijk op Abel. Zo blond.’
Ik knik. ‘Wat vervelend. Logisch dat je hem mist. En rot ook dat je baan kwijt bent. En nu heb je een winkeltje. Is het werk leuk, verkopen?’
Ze trekt een zuinig mondje. ‘Verkopen, moeilijk. Beter nanny.’
Ze grinnikt. ‘Jullie hier blijven? Ik kom nanny-en,’ grapt ze
Ik lach terug. ‘Goed idee. Het is hier zalig.’
Ik strek mijn benen uit, genietend van de zon.
Dan komen Roel en Tijm de winkel uit. Vlak erna de Amerikaan.
De verkoopster aait Linde over haar hoofd en zegt gedag.
‘Sorry, moet gaan. Moet hem hebben.’
Ze holt achter de Amerikaan aan. ‘Sir, you come, my shop. Sir, please, see!’

3 opmerkingen:

  1. Mooi verhaal, ik zie 't tafereeltje zo voor me

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ha Geweldig! Kennelijk doet ze alleen bij de Amerikanen zo. En bij mannen...

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Aline, ik denk dat het niet eens zozeer te maken heeft met je geslacht of nationaliteit. Meer je houding ten opzichte van hen. Je moet enerzijds zelfverzekerd uitstralen dat je echt niets wilt kopen. Daarnaast moet je vriendelijk blijven en ze met respect behandelen. Dan doen ze dat ook met jou. Iets waar Amerikanen denk ik niet zo goed in zijn ;)

    BeantwoordenVerwijderen