woensdag 4 september 2013

De boom, deel twee

Zoals ik eerder vertelde zijn de grootste problemen in ons junglehuis niet van dierlijke aard. Vallende takken, prikkende bladeren, en, het meeste vervelende is het kleinste, de schimmels. 

Nadat ik de vorige poging van onze huisbaas om onze dak bedreigende mangoboom om te kappen naar huis had gestuurd, koste het slechts twee maanden van vriendelijke herinneringen, geïrriteerde e-mails en boze telefoontjes tot er versterkingen kwamen. Niet een, niet twee, maar vier Indiase mannen arriveerden, professioneel in dezelfde groene shirts en gele helmen. Ik had nog nooit een boom gekapt zien worden, en ging en eens goed voor zitten.

Ze begonnen met de boom uitgebreid te observeren. Wel tien minuten staarden de vier mannen naar de boom, vanuit alle hoeken foto’s makend met hun mobiele telefoons. Toen ontstond er een verhit debat. In het Tamil, en ik nam aan dat het ging om hoe het beste de klus te klaren, zonder dat de boom op ons net gerepareerd dak zou vallen. Er leek een probleem te zijn. De manager moest gebeld. Aangezien hun Engels weinig beter was dan mijn Tamil, duurde het even voor de kwestie opgelost was. Eindelijk waren we eruit. Er was hun verteld een omgevallen boom te ruimen. De onze stond fier rechtop. Nadat was vastgesteld dat dit toch echt de boom in kwestie was konden ze aan het werk. Gereedschap werd gehaald. 



Eerst moest er een touw aan de boom. Na verschillende tevergeefse worpen met een verzwaard touw, dat steeds ternauwernood dat net gerepareerde dak miste, schopte een van de mannen zijn laarzen uit en klom met een indrukwekkende snelheid de stam is, zo soepel als onze makaken dat doen. Toen het touw vast zat werd me duidelijk waarom er vier mannen nodig waren. Eén ging aan de gang met de kettingzaag, de anderen trokken aan het touw, om de boom de juiste kant op te leiden. Net voor de boom met een brullende kraak neer zou storten zag ik een rode sunbird neerstrijken in de kroon van de boom. In de wirwar van vallend groene blad die volgde raakte ik de rode flits kwijt. Het bulderende geluid van de neerstortende boomstam werd seconden later gevolgd door een knetterende donder in de lucht. 


Nu slepen ze de in stukken gezaagde boom in de stromende regen weg, terwijl ik onder mijn droge, onbeschadigde dak zit te typen. Maar ook ik heb werk te doen. Eerst, de kleumend natte mannen voorzien van hete koffie. Dan moet ik met een natte doek met bleek de volgende strijd aangaan. Die met de zwaarste tegenstander ooit: de schimmels, die in dit zogenaamd droge seizoen, dat natter is dan de moesson zou moeten zijn, welig tieren. De ontvochtigers die ik kocht maken een gigantisch verschil, ons huis ruikt niet langer naar een champignon kwekerij. Maar we moeten scherp blijven.

De terroristische zwarte stippen blijven oprukken, van alle kanten. Ik droom een leger bij elkaar, klein als mieren, gekleed in dezelfde groene shirts en gele helmpjes, die foto’s nemen met minuscule telefoons, en managers bellen voordat ze borstels tevoorschijn halen die zo klein zijn dat ze schimmels uit de kleinste hoekjes en gaten kunnen wegschrobben. Zucht. Dromen mag, toch?

1 opmerking:

  1. Boom? Ik vind het een boompje. ;-) Maar dat komt omdat mijn vader in zijn vrije tijd houthakker is en veel grotere exemplaren neerhaalt.

    BeantwoordenVerwijderen