maandag 15 april 2013

De mooiste speeltuin

Het werd tijd onze peuters en kleuters wat cultuur bij te brengen en we boekten een reis van vijf dagen naar Cambodja, om de beroemde tempels van Angkor Wat te bezichtigen. Bij het inpakken bladeren we door de reisgids, en lezen dat April de heetste maand van het jaar is. Veertig graden in de schaduw. Minstens.

De hitte schrikt ons niet af, en om half acht gaan we op pad, vroeg wakker waren we toch al, en nu is het nog koel. Mr Ouch, chauffeur van onze tuk tuk, een karretje met twee bankjes achter een stevige brommer, zal ons deze week heen en weer tuffen. Met de hete wind in ons haar, rood stof overal, proberen we peuterhandjes en pinguïns binnenboord te houden.

We lopen het park van Angkor Wat door en de indrukwekkende toegangspoort in. Tijm rent meteen een stapel zandstenen blokken op. ‘Kom Linde, klimmen!’
In de tempels, met hun galerijen, trappen en torens kun je heerlijk dwalen en klauteren. Het is de mooiste speeltuin van de wereld.

Allemaal klimmen we hoger, de torens op, en om elke hoek wordt het prachtiger. Schitterende reliëfs en beelden zijn uitgekerfd in zandsteen, bijna een millennium oud. Danseressen met sierlijk gekrulde vingers. Mysterieus glimlachende boeddha’s. Grimassende leeuwen. Ik wijs naar een hele steile trap, op de top van deze deels boeddhistische, deels hindoestaanse tempel, zo steil dat kinderen er niet op mogen, en ik lees voor uit de gids, dat die zo steil is, omdat de weg naar god nu eenmaal moeilijk is.

‘Waarom is de weg naar god moeilijk?’ vraagt Tijm.
Ik zucht en denk na. ‘Omdat de weg naar god gaat door lief te zijn,’ suggereer ik, ‘en omdat het voor veel mensen makkelijker is om stout te zijn.’
Tijm knikt, en ik ben blij dat hij niet verder vraagt. Vandaag tenminste niet. Op deze prachtige plek.

De volgende dag, bij een zijtempel van de Bayon in het Angkor Thom complex, zien we een net zo steile, maar veel kortere trap. Hier geen hek of bord met geboden, en natuurlijk moet Tijm naar boven. Daarna Linde, en als die terug is roept Jasmijn, net twee, in haar zangerige stemmetje ‘en nu ik, papa’.
Als Jasmijn weer beneden is krijgt ze applaus van een groep Koreaanse toeristen, en trots poseert ze voor hun knippende Ipads. Ze lachen, maar zelf durven ze niet.

Tijm en Linde zijn alweer verder, een stapel blokken op, en ik ren achter ze aan voor er ongelukken gebeuren, met de kinderen of de duizend jaar oude tempel.
‘Kom ook mama,’ roept Tijm. ‘Ik ben al op level twee.’
Even later hebben we allemaal level dertien bereikt en is het game over. Het mooiste spel dat we ooit speelden.

We zien meer tempels, nog veel meer, elke ochtend, tot het te heet wordt en Mr Ouch ons terugbrengt naar ons hotel met het kleine zwembadje op de binnenplaats, waar we de hitte van de middag uitzitten tot het tijd wordt voor een rustig tochtje in de tuk tuk, en de Cambodjaanse keuken eens te gaan proberen.

Na veel klimmen, over boomwortels en stenen, dwalen, slingeren aan lianen, wordt op de laatste dag verzucht, niet nog een tempel, mama, alsjeblieft. Genoeg. Te moe om te lopen in de hitte brengt de tuk tuk uitkomst, en we rijden rond en rond, tot we alles gezien hebben.

Dan staan we weer op het vliegveld van Siem Reap voor de vlucht naar huis. We hebben zo veel gezien. We hebben zo veel geklommen. Het leukste van de vakantie? De kinderen weten het wel. De tuk tuk, roepen ze, unaniem.



Jaja, jullie willen foto's zien... dat mag...
Kijk maar gauw op mijn Facebook pagina 

3 opmerkingen:

  1. Jullie zien nog eens wat van de wereld!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. In één woord....Prachtig! Tijdens het lezen maakte ik mij er een voorstelling van en dan aan het einde van het verhaal die ontzettend mooie foto's. Dat maakt het toch helemaal af. Fantastisch!

    BeantwoordenVerwijderen