vrijdag 9 september 2011

Over jongens en meisjes

Bergen speelgoed hebben opa en oma klaargezet voor het kleine bezoek. Vier korte beentjes rennen er meteen op af. Tijm grijpt de trein en rijdt rondjes om de bank. Linde stopt Poppa in het stapelbed. Een jongen speelt, een meisje speelt. Of is het toeval? Ik sta erbij en kijk ernaar. Thuis gaat het hetzelfde, Tijm bouwt treinen en vliegtuigen terwijl Linde de poppenwagen vol laadt. Andere voorvallen passeren de revue in mijn hoofd.

Ik denk aan Tijm’s nieuwe vriend, James. Zijn liefde voor zijn vriendinnetjes is wat bekoeld. Stompt hij Jenna vriendschappelijk dan schudt ze hem verontwaardigd af. Duwt hij haar om, dan gilt ze, krabbelt geĆ«rgerd op en gaat met Linde spelen. James is er beter voor te porren en vecht lachend terug. Samen rollen ze worstelend over de grond om erna gebroederlijk te gaan kleuren.

Ik denk aan Tijm’s nieuwe onderbroek. Een roze wou hij, wou hij echt, gilde hij. Het mocht, na veel zoeken vond ik ze, boxershorts, fluorescerend roze. Trots deed hij ze aan naar school, maar de volgende dag schudde hij zachtjes zijn hoofd. ‘Ze zeggen dat het een meisjesonderbroek is.'
‘Ze’ bleken zijn vriendjes op school.
'Niet waar,' legde ik uit. 'Kijk maar, dat flapje, speciaal voor jongens, voor je piemel. Dat kan niet voor meisjes zijn.'
'Want die hebben geen piemel!' vulde Tijm aan. Opgelucht trok hij de onderbroek weer aan. Niettemin twijfelt hij. Soms blijft roze zijn lievelingskleur, steeds vaker kiest hij blauw. Een mannenkleur, zeggen ze.

Peuterpsychologie. Ingewikkeld. Opa, de filosoof, citeert Heidegger. Er bestaat geen echte vrijheid, zegt die. Wat je bent en wat je doet wordt bepaald door de anderen, door ‘Men’. Men is alles en iedereen, ook jijzelf. Men is de maatschappij. ‘Ze’, de vriendjes van Tijm, zijn men. “Iedereen is de ander, en niemand is zichzelf.” Een griezelige gedachte.

Ik, de scheikundige, denk aan hormonen en genen. De chemische processen, de stromen moleculen die door cellen en bloedbaan suizen, ook zij bepalen wie je bent. Iedereen is een unieke verzameling atomen, gebouwd naar speciaal ontwerp. Jongens en meisjes net even anders. Toch zijn er ook meisjesachtige jongens en jongensachtige meisjes. Iedereen krijgt een basis mee en heeft het er mee te doen.

Door deze wirwar van biologie, chemie en psychologie moeten onze kinderen een weg banen en zich ontwikkelen tot zelfverzekerde, eigen persoonlijkheden. Als ouder sta ik erbij en kijk toe. Ik voel me angstaanjagend verantwoordelijk, alsof elk gekrijs van mij ze voor altijd zal beschadigen, elke voorleessessie ze een stap dichter bij succes brengt. En tegelijkertijd voel ik me hulpeloos en onmachtig in een grote boze wereld. Tegen ‘men’, tegen ‘ze’, kan ik nooit op. Noch tegen de bruisende testosteron die Tijm’s lijf laat barsten van boze baldadigheid.

Maar dan zie ik ze spelen, mijn zoon en dochter samen, lachend, stuiterend en weet ik dat het goed komt. De biologie gaf hen een goede bouwplaats waarop wij ouders fundamenten kunnen bouwen. Dan moeten we ze loslaten, die grote boze wereld in. En dat is eng. Want het loslaten begon al op het moment dat ze mijn warme buik verlieten en de verloskundige haar deskundige blik over de nog glibberige lijfjes liet glijden. Het loslaten komt altijd te vroeg.

2 opmerkingen:

  1. In mijn jongensgezin heb ik altijd gezorgd voor voldoende zg meisjesspeelgoed. Toch grepen ze altijd weer naar geweertjes, auto's en bouwstenen. Ik vond 't jammer dat er geen meid in ons gezin was voor wat evenwicht. En 't proces van 't loslaten, dat is begonnen bij de geboorte en dat blijft doorgaan ...

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ah, mooi onderwep, verschillen tussen de sexen en de omgeving en de hormonen en dat je saar als ouder dus eigenlijk helemaal niet zoveel grip op hebt!

    BeantwoordenVerwijderen