Met soepele, stille stappen komt hij aangewandeld. Zijn lange blonde haren ritselen langs de struiken. Steeds dichterbij, pas voor pas. Ik hoor hem hijgen, in, uit, in, uit, een kalme, luide adem. Zonder op te kijken loopt hij langs, een meter van mij vandaan. Als ik mijn hand uitsteek kan ik ze aaien, de zachte, witblonde vacht en de dansende, woeste manen. Opeens staat hij stil. Hij draait om en loopt terug. Hij kijkt omhoog, recht in mijn ogen, een armlengte weg. Zijn ruige muskusgeur bedwelmd me. Een geur van wild, van beest, van sterk en ongetemd. Mijn hart springt op. De schrik, of iets anders? Als versteend sta ik stil. Hij is dichtbij, en oneindig ver weg. Tussen ons een huizenhoog hek met stevige tralies. Maar toch. Mijn vingers, zijn klauwen, ze passen er wel door.
Starend zoek ik zijn ogen en probeer zijn blik te vinden. Maar hij heeft zijn hoofd al weggedraaid. Verveeld slentert hij verder. De koning der dieren tegenover de zoveelste bezoeker. Opnieuw draait hij om en loopt langs, heen en weer, heen en weer. Steeds weer ruik ik de wolken van zijn woeste muskus, die mijn hart sneller doet kloppen. Maar hij kijkt niet meer op.
Opeens hoor ik een gil en besef ik weer waar ik ben. Voor me in de buggy Jasmijn. Om me heen kijkend spied ik Tijm en Linde, doorgestept. Ze zwaaien.
‘Mama, kijk,’ roepen ze. ‘Hier zijn de mamaleeuwen!’
Achter glas kijken we naar de leeuwinnen. Slaperig hangen ze op een kluitje.
‘Mag ik aaien?’ vraagt Linde.
‘Nee,’ roept Tijm, ‘dan bijten ze. Ze eten je op!’
Geschrokken deinst Linde terug. Aan mijn hand leid ik haar terug naar het glas.
‘Ze kunnen er niet bij,’ wijs ik, naar het raam en het hek.
‘Mooi zijn ze. Zo zacht, zo wollig. Om tegenaan te kruipen. Maar Tijm heeft gelijk, ze zijn gevaarlijk. Leeuwen zijn niet om te aaien.’
Linde knikt en Tijm wil verder, naar de tijgers. Hij trekt aan mijn jas en we moeten door. We wuiven de leeuwen gedag.
In Afrika zag ik leeuwen, wilder, net zo dichtbij, en zelfs zonder hek. Vanuit open auto’s of te voet. Hele gezinnen, moeders en welpen, slapend in knusse knoedels. Joggende leeuwinnen, gevolgd door hun kroost, zonder veel animo op jacht. Hun vader, slapend in de ondergaande zon, die ik met wijdopen mond vereeuwigde. Ingeplakt in mijn fotoboek werd zijn gaap een geluidloze brul. Allemaal waren ze prachtig. Fier, woest, kalm en waardig. Wild. Ik was niet bang, ik bewonderde en schoot mijn plaatjes.
‘s Nachts in mijn dromen komt de leeuw terug. Hij ijsbeert rond het bed, langs de muren, heen en weer, heen en weer. Ik kijk en hij kijkt terug, zijn blauwgroene ogen priemend, vragend, prangend. Brullend springt hij tegen het voeteneind en blaast wolken muskus door mijn bed. Ik snap niet wat hij wil en zwetend schrik ik wakker. Ik weet wel wat ik wil. Maar leeuwen zijn niet om te aaien.
Prachtige dieren. Het is maar goed dat er bij ons in de dierentuin dik glas tussen zit anders was ik vast een paar vingers (op zijn minst) kwijt geweest!
BeantwoordenVerwijderenHallo!
BeantwoordenVerwijderenVia de mamablogs ben ik hier op je mooie blog terecht gekomen.
Op mijn blog staat een verrassing voor je… Ik heb je een Versatile Blogger Award mogen geven voor je creatieve & inspirerende blog.
Gefeliciteerd!
Kijk maar eens voor meer informatie op http://www.studiozakka.blogspot.com
Als je het leuk vindt mag je de Versatile Blogger Award kopieren naar jouw blog en weer doorgeven aan vijf anderen.
Groetjes,
Rosalie (tante Pollewopje)
Dank je rosalie!
BeantwoordenVerwijderenIk ga snel kijken...
Afgelopen jaar heb ik een jaarabonnement gehad op dierenpark Amersfoort - daar kun je op veel plaatsen ook heel dicht bij de dieren komen met alleen een glaswand ertussen. En hoe vaak ik er ook ben geweest - ik bleef vooral onder de indruk van de Siberische tijger. Wat een prachtig, indrukwekkend dier. En ja, wat een vreemde gewaarwording - dat gevoel dat je dit machtige dier wel eens aan zou willen raken enerzijds, en het besef dat dit dier geen aanraking zou dulden anderzijds...
BeantwoordenVerwijderen