dinsdag 21 juni 2011

Op reis

Ik heb een kadootje voor jullie,’ zeg ik, en houd een grote plastic zak omhoog. Tijm kijkt verbaasd. ‘Ben ik jarig mama?’
‘Nee, je bent toch al jarig geweest? Nee, het is voor Tijm én Linde. Voor de vakantie.’

Tijm graait de tas uit mijn hand. Hij keert hem ondersteboven.
‘Rugzakken!’ juicht Tijm.
‘Tas!’ juicht Linde.
Voor allebei is er één, de aap is voor Tijm, de uil voor Linde.
‘Voor in het vliegtuig,’ leg ik uit. ‘Voor als we naar tante Frederiek gaan. Want tante Frederiek woont héél ver weg. Wel dertien uur vliegen.’

Tijm en Linde rennen meteen naar de speelgoedkast. Ze proppen de rugzakken vol. Tijm stopt rails in zijn tas. Blokken. Een puzzel en een hamer. Een rammelaar voor Jasmijn. Linde stopt autootjes in haar tas. Maar er kan nog meer bij. Tijm vult hem op, met boeken. Tijm’s rugzak gaat op zijn rug. Linde sjort aan de hare. Het lukt niet. Tijm helpt mee. Nog lukt het niet. ‘Mama, help!’ roept Tijm.
‘Tas doet het niet,’ zegt Linde vertwijfeld.
‘Tijm, hij is te vol, te zwaar. Linde is maar een klein meisje.’
Ik haal de tas leeg. Ik stop de kleurpotloden erin. Een kleurboek. Dat is beter. Dan doe ik Poppa in de tas.
‘Neehee,’ krijst Linde. ‘Poppa niet tas mama.’
Ik kijk verbaasd. Poppa moet toch ook mee? Linde schudt resoluut haar hoofd. Natuurlijk. Niet ín de tas. Ik hijs de rugzak op Linde’s rug.

Linde haalt haar onafscheidelijke rode jas, stevig klemt ze hem onder haar arm, onafscheidelijke Poppa onder de andere. Samen staan ze bij de deur. ‘Kom mama, schiet op,’ roept Tijm, ‘we gaan.’
‘Kom, mama,’ roept Linde, ‘naar tante 'iek.’
‘Maar we gaan niet nu,’ antwoord ik. ‘We gaan pas volgende week.’

Even kijken ze beduusd. Dan barst het gebrul los. ‘We willen niet volgende week. We gaan nu. We moeten nu écht weg. Nu, mama, nu, we willen nu.’
‘Dat kan toch niet,’ antwoord ik. ‘Het vliegtuig gaat niet nu. Papa is er niet. Die moet toch ook mee?’

Na een uurtje ebt het gebrul weg. Papa komt thuis. Trots laten Tijm en Linde de rugzakken zien. ‘Voor de vakantie,’ vertelt Tijm. Hij nestelt zich op papa’s schoot. ‘Papa, tante Frederiek heeft een heel groot zwembad, toch? En op vakantie hoef jij niet te werken? En, mama zei, in Bali is de zee heel warm.’

Linde heeft Papa ook gezien. Ze pakt haar rugzak, haar jas, Poppa, en trekt hem aan zijn arm naar de deur. ‘Papa thuis,’ constateert ze. ‘Naar tante 'iek. Nu.’

De volgende ochtend staan ze weer klaar bij de deur. De dag erop ook. Linde met tas, jas en Poppa. Tijm met zijn rugzak vol rails. Elke dag zijn ze weer boos. Nog drie nachtjes slapen. Nog drie dagen, dan gaan we echt. Met de rugzakken. En Poppa ook. Maar de onafscheidelijke jas, daarvan nemen we afscheid. Die blijft thuis. Want in Singapore is het warm. En zonnig. Misschien blijven we wel lekker daar.

dinsdag 14 juni 2011

De zon die zoent

Ik kijk omhoog, boven me, naar een blauwe vlakte. Groene, lange dingen zwiepen op en neer. Ik volg ze met mijn ogen. Heen, weer, soms langzaam, soms snel. Ze maken geluid. Ze ritselen en ruisen. Dan, iets anders, een gil, een lach. Twee paar voeten rennen langs mijn hoofd, langs het kleed waarop ik lig. Rakelings erlangs. Ik kijk opzij en grijns. Ik ben niet bang. Ik kijk weer omhoog, naar de groene takken die nog altijd rustig deinen en suizen in de wind. Ik reik omhoog, mijn armen strekken zich, grijpend, pakkend in de lucht. Maar ik kan er niet bij.

Achter de boom, achter de knisperende bladeren schijnt een gele bal. Een warme gouden zon. Door de gaatjes tussen de takken schieten zonnestraaltjes. Ze dansen, ze buitelen door de lucht, door de bladeren heen die wapperen in de wind. Ze zoenen mij, de straaltjes, op mijn neus en mijn wangen. Ik lach mijn breedste lach, mijn mond wijdopen, zodat de zoentjes van de zon naar binnen kunnen, om mijn tong te kietelen en mijn buik op te warmen. Mijn handen zwaaien, tasten, en vangen de warmte.

Ik kijk weer omhoog. Boven in de blauwe vlakte, de blauwe lucht, drijven wolken voorbij. Zacht, wollig en wit, als de watten waarmee mama mij wast. Een grote komt aangezeild. Een grijze. Opeens is het koud. De groene bladeren schudden harder, het geruis wordt geritsel, geratel. Ik staar omhoog. Ik lach niet meer, ik ril. Ik gil.

Mama buigt over me heen. Haar zachte handen lichten mij van mijn kleed. Ze heffen mij op, hoog naar de hemel. Ik kijk op haar neer. Nu straal ík, glimmend van mijn mooiste lach. Ze knuffelt me tegen haar warme buik. Ik ben stil, nestel me aan haar borst.

We gaan naar binnen en ik lig weer. Boven me is het wit. Een stil wit, dat niet beweegt, geen geluid maakt. Ik zwiep mijn lijf. Ik zwiep opzij. Ik zwiep, grijp en ik pak. Ik heb een ring in mijn hand, een ring aan een touw. Van koud rood. Ik trek, er klinkt een bel. Ik trek weer, ik schud, ik bel, ik rammel. De bodem waarop ik lig, de spijlen langs de rand, alles deint mee. Ik trek en bel en schud. Ik lach, ik grinnik hard. Zij horen het ook, het bellen en het rammelen. Ze komen eraan. Twee paar handen schudden mee, hard, aan de spijlen en aan de rand. De bodem wankelt heen en weer, harder trekken ze, met handen en voeten, het wankelen steeds ruwer, wiegen wordt hard schokken. Nog harder gaat het. Ik lach. Ik vind het leuk. Ik lach harder. Ik brul. Ik brul nog harder en nu schreeuw ik.

Mama kom eraan. Mama kijkt boos, boos naar hun. Ze tilt me op, de box uit. Ik lig op de bank, op mama’s schoot. Drie paar lippen kussen me, kussen het weer goed. Zoenen zo warm als de zon. Het is weer goed maar ik ben moe. Ik drink. Sabbel langzaam in slaap.

zondag 12 juni 2011

Het komt, het komt...


Tromgeroffel, paukenslag. Nog meer tromgeroffel...

Eind juli dit jaar gaat het gebeuren, dan komt mijn eerste boek uit! Een bundeling van columns en verhaaltjes over kinderen, het ouderschap en nog veel meer. Zoek je wat lichte lectuur die je aankunt middenin de drukte van je gezin? Een leuk kadootje voor een zwangere vriendin? Zoek niet verder!

Een mespuntje moeder


Het moederschap is een achtbaan vol hoogte- en dieptepunten. Van vertedering, kusjes en gelach duikel je in vrije val naar frustratie, slapeloosheid en gegil. Maar het zijn juist de kleine dingen die het zo bijzonder maken. Met erwtjes door de kamer gooien. Treinen bouwen van de stoelen. Leren lopen, praten, eten of juist niet. Heel erg vies worden en samen in bad. Daarover, en nog veel meer, gaan de columns in deze bundel. Over hoe het is om peuter te zijn en hoe het is om moeder te zijn. Herkenbaar beschreven voor alle ouders, hartveroverend en hilarisch.

Voor wie zijn ongeduld niet kan bedwingen, het is al verkrijgbaar, in de voorverkoop bij de uitgever. Je krijgt het dan thuisgestuurd zo gauw het beschikbaar is. Klik hier om te bestellen. Eind juli is het algemeen verkrijgbaar. Vraag ernaar in de boekhandel, kijk op internet (bijvoorbeeld via www.bol.com) of bestel direct via de uitgever.

Wil je een gesigneerd exemplaar, of een met een persoonlijke boodschap? Dat kan natuurlijk ook. Via de link rechtsonder kun je me emailen met je verzoek. 

donderdag 9 juni 2011

Rustig dagje

Naar beneden. Ontbijt. Wat willen jullie? Weetabix, toast? Eet eens door. Wacht, Jasmijn is wakker, naar boven. Jasmijn in wipstoel. Linde, wat is er, laat mijn been los. O, je wilt nog een boterham. Hier. Nee, je krijgt Marmite, niet zeuren. Tijm, wil je nog eten? Ja Jasmijn, ik kom eraan, ik ben je banaan al aan het prakken. Hapje voor Jasmijn, hapje, o, wacht, even ontbijt voor mama maken. Niet gillen, ik ben zo terug. Hapje voor Jasmijn. Waar zijn de kommen? Ah, de afwasmachine, die moet uitgeruimd, even snel. De borden, kommen, bekers. Ja, Jasmijn, ik kom eraan, je ontbijt, sorry. Tijm, je wou net niet, ja, ik kom al. Hier, hagelslag, is dat goed?

Allemaal gegeten? Afwasmachine leeg? O, de was, wat een berg, uitsorteren. Gekleurd erin. Ligt er boven nog meer? Even Tijm’s bed afhalen. Wasmachine aan. Is iedereen aangekleed? Knor, knor, mijn maag. O ja, ontbijt. Snel een hap. Waarom gilt Jasmijn nou weer. Schone luier. Nog wat eten, dan, o wacht, Linde, moet je potje plassen? Nee? Ja, je moet wel, kom, hier! Nog een hap, prop, nog een. Tijm, waarom ligt er overal hagelslag? Linde, je hoefde toch niet te plassen? Waarom is je broek dan nat?

Is die was nu al klaar, het wasrek is nog vol. Opvouwen Ja, Jasmijn, je bent moe. Ik zal je zo in slaap knuffelen. Even, wacht, de was...Tijm! Niet op de muur! Hier die potloden. Ga maar een treinbaan maken. Ik kom zo helpen. Of nee, allemaal hier komen, we gaan boodschappen doen. Jassen aan. Linde, schoenen aan, niet uit.

Tijm, ja, zet jij de melk in de ijskast, dank je. Ik weet, jullie hebben dorst, eerst deze spullen naar de bijkeuken. O ja, die was. Jasmijn, ik kom eraan, ik weet dat je melk wilt. Hèhè, even op de bank. Dat is lief van je Linde, dat je de shampoo vast naar boven brengt. Linde, wat ruik ik, mangoshampoo? Linde! Doekje, teiltje, waarom nou op de vloerbedekking van de trap. Jee, wat schuimt dat spul. Ja, Jasmijn, ik kom zo. Tijm, je mag wel een koekje, maar eerst vragen. Nee, geen twee, we gaan zo eten. Ja, ik maak spaghetti. Je lust best spaghetti, niet zeuren. Jasmijn. Die moet ook wat. Wortel dan maar. Koken, een bakje voor nu, voor morgen, vriezerbakjes vullen. Pff. Even zitten. O nee, Jasmijn, je lekt, door. Nou, ja, je gaat bijna naar bed.

Eet eens door jongens. Ja, als je alles opeet mogen jullie tv kijken. Tijm, recht zitten, niet met kussens gooien. Blijf even zitten, dan breng ik Jasmijn naar bed. Kom jongens, naar boven, in bad. In bed. Waar zijn Tijm’s lakens? Tijm, als je nu niet snel je pyjama aandoet krijg je geen verhaaltje. Linde, mond open, zeg eens Aa. Kijk, daar is papa al.

‘Hoi schat.’
Kusje.
‘Hoi. Hier, ze zijn er klaar voor, je kunt voorlezen.’
‘Prima. Leuke dag gehad? Nog iets bijzonders gedaan?’
‘Nah. Gewoon thuis, boodschappen, de was.’
‘Ah. Lekker, rustig.’
‘Ja. Lekker rustig. Ik ga vast koken.’