Overal is zand. Aan onze handen, tussen onze tenen en in ons haar. En in Linde’s mond. Stralend propt ze handen vol naar binnen. Tijm drinkt het zijne met een rietje uit zijn plastic beker.
Ik voel het warm en zacht aan mijn billen en geniet. Zand is geweldig. Je kunt zoveel met zand. Je kunt er bergen, torens en huizen mee bouwen. Je kunt het in het rond strooien, of het juist langzaam door je vingers laten glijden. Je kunt gaan liggen in het fijne, fluwelige, droge zand, en je lichaam schurken tot het precies jouw vorm aan neemt. Maar zulke kalme, ontspannen bezigheden bekoren Tijm maar kort. Mama moet aan het werk.
We gaan rondjes rennen, met onze ploffende voeten door het hete rulle zand naar het koele harde, en weer terug. Linde blijft bij papa, kruipend onder de ligbedden en parasollen. Verlangend kijkt uit ze over het strand. Nog een jaartje, denk ik. Dan ren je mee. Maar we zijn al weer weg. Er is zand te bedwingen.
Ik zie een kuil, pardoes, in het zand. Een kleintje, precies op de rand tussen hard en zacht. Tijm en ik rennen ernaartoe en springen erin. Boem! Het past niet, we zijn te veel, de randen brokkelen langzaam af. Geen nood. Als ware Duitsers gaan we aan het werk. Met de handen, met de gekleurde bekertjes. Het voorbereiden van strandvakanties, daar zijn we niet zo goed in. Er komt deze keer geen extra schep voor onze collectie thuis. Nee. We improviseren. We scheppen de kuil dieper, het uitgeschepte zand verstevigt de randen. De kuil wordt een fort. We zitten veilig voor de wind.
Daar komt Linde aangekropen. Haar blauwgebloemde bandana piept over de rand. Eronder twee guitige oogjes en een toet vol zand. Ze probeert de muren van het fort te bedwingen, en langzaam brokkelt onze verdediging af. We geven ons over en ik graaf een ingang. Nu kunnen we eruit of erin, gelopen of gekropen.
De kuil wordt een boot. De blauwe, grootste beker het roer. De kleinere bekertjes de knoppen. De kleine kapitein voert het bevel. Streng berispt hij de lichtmatroos. Ze wil het want inklimmen, maar doet de boot instorten. Help, we zinken. De lichtmatroos wordt door papa afgevoerd naar het vasteland. De kleine kapitein en zijn maats repareren de schade en varen verder, de woeste baren tegemoet. Wat voor avonturen wachten ons?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten