We graven een geul. Een geul voor de bessenstruiken. Met de schep. Een pikhouweel zou beter geweest zijn, zo hard is de grond. Papa heeft zijn rug al gebroken op de geul. Maar ik kocht drie, in plaats van vier bessenstruiken. Rode, zwarte, witte én kruisbessen. De geul is te kort. En papa is golfen met opa. Dus graven we verder, oma en ik. Ik graaf en oma krabt de grond los met het harkje. Heel langzaam wordt de geul langer en het hoopje aarde naast de geul hoger.
Daar komt Tijm met zijn schep. Hij helpt. Keurig netjes schept hij de aarde van de hoop in de geul. Nee, Tijm, dat is niet goed! Verbaasd kijkt hij me aan, ‘Niet goed?’
Oma doet het voor. De aarde moet uit de geul, op de hoop. Tijm snapt het. ‘Andersom.’
Ja, andersom. Maar wat is de grond hard. Het lukt niet. Net als mama zet Tijm zijn voet op de schep. Hij duwt de schep hard in de grond. Geen korreltje komt er los.
‘Kom mee,’ zegt oma, ‘we gaan in de zandbak scheppen. Dat gaat beter.’
Linde zit in de zandbak. Linde zit steevast in de zandbak. Ze strooit het zand in het rond. ‘Niet doen, Linde,’ komt Tijm aanrennen, ‘zand in de zandbak!’
Dat is waar, zo moet het, het zand hoort in de zandbak. Tijm schept het zand terug in de zandbak. Hij klimt in de bak. Met de emmer bouwt oma een toren. Linde en Tijm slaan hem kapot, met de schep. Ze lachen hard.
Intussen schep, beitel en bik ik de geul verder uit. Eindelijk is hij lang genoeg. Nu kan de rulle zwarte potgrond erin. Dan de bessenstruiken. Snel komt Tijm aanrennen met zijn schep. Samen scheppen we alle aarde terug in de geul. Tijm schept grote scheppen vol met zijn blauwe schep. Zijn voet stampt de aarde aan. Tijm’s bezem en die van oma vegen de laatste korrels in de geul. Klaar. ‘Nu alleen nog water,’ verzucht ik opgelucht.
Dat kan Tijm goed. Snel haalt hij zijn gieter. Hij giet het water uit over de struiken. Tijm’s gieter is klein. De struiken hebben grote dorst. Tijm weet de oplossing. ‘Slang,’ juicht hij. Samen halen we de tuinslang en spuiten op de geul die nu een richel is. De grond zuigt zich vol.
‘Meer water,’ commandeert Tijm. Hij steekt zijn gieter omhoog. Steeds spuit ik de gieter vol. Tijm de tuinman begiet alle planten in de tuin. En nog een keer.
De volgende dag. Met kermende rugpijn zet ik de zware boodschappentassen op het aanrecht. Wrijf over mijn rug. Had ik maar niet zo eigenwijs geschept. Ik twijfel, eerst even zitten of meteen opruimen? Dan trekt een handje aan mijn rok. ‘Kom, mama, kijk, mama, mooi.’
Het handje trekt harder, al wijzend trekt Tijm me naar buiten. Wat moet ik toch zien? Weer wijst hij, ‘Mooi, mama.’
Zijn vinger wijst naar het pas geplante rijtje bessenstruiken. ‘Wauw,’ verzucht hij, ‘mooie plant, hè mama.’
Ik aai over mijn rug, dan over zijn hoofd. ‘Ja, mooi hè?’
Wat een mooi logje!
BeantwoordenVerwijderenKobus is ook al zo'n tuinierliefhebber. Maar ze tuiniert met haar papa. Want tuinieren, daar doe ik op dit moment even niet zoveel aan...
Weer een super verhaal van jou! Is de grond echt zo hard daar?
BeantwoordenVerwijderenIk ben ook dol op bessenstruiken. ( en op bessen)
Heerlijk, zo'n kleine mini-mensje met oog voor de natuur!
BeantwoordenVerwijderenJa, die grond is echt net beton... Zit ook vol stenen en troep. En we hebben allebei een slechte rug.. Voor de moestuin hebben we dan ook besloten verhoogde bedden te maken. de boel omspitten zien we niet zitten!
BeantwoordenVerwijderenOh wat een goede hulp die Tijm. En hij ziet de kleine mooie dingen ook nog!
BeantwoordenVerwijderenHé wat weer een heerlijk lief logje!
BeantwoordenVerwijderenHallo Karien,
BeantwoordenVerwijderenLeuk dat je op mijn blog was en bedankt voor je reactie. Groet!