woensdag 30 december 2009

Hongerstaking

Met Tijm is het hollen of stilstaan. Ik heb het eetgedrag - veel en snel - van mijn kinderen eerder beschreven. Maar opeens gaf hij er de brui aan. Hij weigerde pertinent zijn warme eten. Het ging stapsgewijs. Eerst stopte hij met groente. Alleen verzopen in een flinke berg tomatenketchup wilde hij er soms nog aan beginnen. Toen met aardappels. Die lust ik zelf ook niet, dus daar maakte ik me niet zo’n zorgen om. Maar toen hij zijn lievelinggerecht – pasta met rode saus – niet meer aanraakte begon ik mij zorgen te maken. Het enige wat hij af en toe nog at was vlees. ‘Worst’ genoemd. ‘More worsjt, more.’

Ook de boterhammen en het ontbijt gaan er steeds moeilijker in. Mijn mollige peuter begint te veranderen in een dun lang mannetje. Zijn energie niveau lijkt er niet onder te lijden, dat blijft als vanouds hoog. Misschien aangestuurd door de welhaast onverzadigbare drang naar melk waar het eet-weigeren mee gepaard gaat? ‘More molk, molky, molky!’ roept hij steeds.

Ik probeer het met de zachte hand. Mijn vliegtuigen en treinen stagneren voor de gesloten poort van zijn mond. Hapje voor mama, hapje voor Linde, hapje voor Tijm. Helaas. Papa is voor de hardere aanpak. Niet van tafel voor het op is. En als je niet eet voor straf meteen naar bed. Terwijl papa de krant leest zit Tijm braaf aan tafel, voor zijn bord. Hij probeert met lieve praatjes en gekke bekken de aandacht van papa te trekken. Die leest stoïcijns door. Na een half uur wordt Tijm, onder de arm van papa met luid protest naar bed afgevoerd. Waar hij braaf gaat slapen. Dat wel. Maar eten, nee.

De volgende dag met het kerstdiner zit hij al een uur van te voren klaar aan de netjes gedekte tafel. Hij heeft zijn eigen bestek en Barbapapa bord erbij gepakt. We zijn dus optimistisch. Het voorgerecht is serrano ham en kaas. Succes verzekerd, denk ik nog. Maar op het moment dat het eten op tafel komt draait hij door. Hij wil meteen weg.

Uiteraard komt de hele familie met adviezen. Van al dan niet streng zijn, tot verwennen met de lekkerste hapjes. Maar ik denk dat het weinig uitmaakt. Het is puur een machtsspelletje. Kijken wie het het langst volhoudt.

Ach, waarschijnlijk is het, zoals bijna alles in zijn peuterleven, een fase. Gaat wel over. En in de tussentijd is het een kwestie van creatief ouderschap. Zorgen dat hij vergeet dat hij niet wil eten. Vaak is het een bij voorbaat hopeloos verloren strijd. Maar soms, onverwacht, succes! Zoals zojuist. Ik had voor de volwassenen een grote pan kip tikka masala gekookt. Daarvan gaf ik Tijm alvast wat. Ik had geen zin er voor hem rijst bij te koken. Hij zou het immers toch niet opeten. De curry was alleen vrij pittig uitgevallen. Ik had net een groenteprutje voor Linde gemaakt, zoete aardappel, pastinaak en courgette. Ik dacht, ik roer dat erdoor, heeft hij meteen wat groente. Een kwak yoghurt er overheen. Ik voelde me een beetje schuldig, een luie moeder. Maar ja, elke keer die moeite doen voor iemand die het toch niet opeet. Tijm zat al klaar aan tafel, met de Chinese eetstokjes die hij van tante Frederiek uit Singapore gekregen had. Je raadt het al, de kom ging schoon op! En de tweede ook. Zouden ze in China de kinderen een vork geven als ze niet willen eten?

vrijdag 18 december 2009

De engelse creche

Ik ben weer aan het werk en de kinderen gaan naar de creche. Waarom gedragen kinderen zich tijdens het halen en brengen altijd alsof je ze ik-weet-niet-wat aandoet? Terwijl je steevast te horen krijgt dat ze, toen jij weg was, een prima dag hebben gehad. Is dit een wereldwijd complot van crecheleidsters? Anders zou immers geen ouder meer een creche gebruiken. Alhoewel mijn kinderen vaker woedeaanvallen en aanstelleritus voor hun moeder lijken te bewaren. Een ondankbaar vak.

We hebben alweer een hoop meegemaakt. Het begon met wat nu bekend staat op de creche als het ‘ontbijt incident’. Linde is de jongste in de creche. Het zwangerschapsverlof in Engeland is lang, de baby groep bestaat vooral uit rondbanjerende dreumessen. Die toast en rice crispies eten als ontbijt.

Ik had netjes een pak pap voor haar meegenomen. Desondanks lees ik de tweede dag op het dagformulier dat ze geen ontbijt heeft gehad. Vol verbazing vraag ik of ze haar ontbijt niet wilde. Mevrouwtje staat bekend als enorme hongerlap, dus niet ontbijten betekent in de regel ernstig ziek. Nee, is het antwoord, we wisten niet wat ze moest eten. Nou, die pap dus. Of anders gebruik je je gezond verstand, verzin een list, geef d’r toast en rice crispies voor mijn part. Of je belt me? Ik heb mijn mobiele nummer niet voor niets met dikke stift in haar map geschreven. Ik maak verder geen ophef, want wil niet meteen al bekend staan als een lastige ouder.

In de auto naar huis ga ik me echter steeds meer opwinden. Ik praat mezelf aan dat het een vreselijke creche is. Ik denk terug aan het gesprek dat ik had met de groepleidster van Tijm. Die zei, toen ik aangaf dat Tijm geen verse aardbeien mag en niet teveel mandarijnen, dat dat geen probleem was, omdat ze nooit vers fruit hadden. Nou was ik al niet te spreken over het nogal engelse, dus zware, menu met veel toetjes. Tijm heeft beide dagen amper gegeten. Zelfs de zoete toetjes laat hij staan.

Het gebrul achter in de auto wakkert mijn gepieker verder aan. Moet ik dan maar onstlag nemen? Of toch de veel duurdere creche in het dorp? Paniek overmeestert mij. Thuisgekomen volgt er een huilbui en ruzie met Roel. Ik ben twee weken aan het werk en het is al mis. Ik zie het somber in.

De volgende dag, zonder gebrul op de achterond, kan ik weer helderder nadenken. Die middag op de creche lijkt het allemaal mee te vallen. Het management biedt uitgebreid de excuses aan voor het ontbijt incident. Er hangt een groot stuk papier in de keuken met ‘Linde eet pap!’ En wat blijkt, Tijm heeft netjes zijn toetje gegeten. Fruit. Hij zat naast een jongetje die vanwege een melkallergie het normale toetje niet mocht. En daarom fruit kreeg. En ruzie met Tijm, die zijn fruit wilde stelen. Waarop de leidster, op eigen initiatief, voor Tijm ook een bakje fruit bestelde. Wat hij met smaak opat. Mijn gezonde hollandse zoon!

Nu blijkt dat mijn tweejarige zoon zijn zaakjes op de creche prima weet te regelen moet ik er ook maar vertrouwen in hebben.

donderdag 17 december 2009

Tijm groet ’s morgens de dingen

Tijm is een goed opgevoed jongetje. Hij zegt keurig alles en iedereen gedag. Hij gebruik hiervoor het engelse ‘bye’. Of ‘bye, bye.’ Laten we iemand uit dan komt Tijm bij de deur staan zwaaien. ‘Bye bye!’ Succes verzekerd.

Maar nu gaat hij het steeds meer gebruiken, te pas en te onpas. Hij deed hetzelfde met het ‘kusje voor het slapen’. Dat geeft hij altijd aan mama, papa en Linde. Of wie er verder zijn. Opa, oma, of de vrienden die we laatst over hadden voor een dinner party. En zijn duplo. En zijn trein. En zijn puzzels. Hij zwaaide ze na, je zag hem denken, ‘tot morgen lieve puzzels, morgen ga ik weer met jullie spelen!’

Hij doet iets grappigs en iedereen vind het mooi. Dus hij doet het weer. En weer. Wij blijven wel lachen. Laatst waren we op bezoek bij oud-oudoom Teu. Dat vond hij een mooi woord, Teu. Hij riep het steeds. Bij het weggaan riep hij – uit zichzelf –‘bye Teu!’ Teu vond het natuurlijk prachtig. En wij ook. Dus Tijm glimmen van trots. Hij ging ermee door. ’s Avonds aan tafel en de volgende dag. En elke keer moest iedereen weer hard lachen. Goed zo Tijm. We waren het voorval alweer vergeten, tot hij opeens, een paar weken later, zat te spelen en me schuin lachend aankeek, ‘bye Teu?’

Groeten doet hij op z’n nederlands, met ‘hallo’. Wel op z’n Tijms uitgesproken, dus ‘haljo’. Altijd vergezeld van een grote grijns. Hij weet precies wanneer je hallo moet zeggen en wanneer bye. Vanmorgen bij het aankleden zei hij netjes zijn tenen gedag voordat ze in zijn schoenen verdwenen: 'Bye teen'. Ook zijn hand, die moest immers in de mouw van zijn trui. En toen de hand er aan de andere kant van de mouw weer uitkwam riep hij vrolijk ‘haljo hand!’ Daarna liep hij nog even langs zijn bed en zwaaide, ‘bye slaap!’

Het blijft dus niet bij lichaamsdelen. Alles kan gedag gezegd. Laatst regende het. We renden door de regen naar de auto. Ik zette hem erin. Hij zwaaide door het raampje naar de regen en zei ‘bye nat!’ Onderweg groette hij alles wat we tegenkomen. ‘Bye autoos, haljo fiets. Bye bomen! Haljo maan!’

De enige die hij weigert gedag te zeggen is zijn vader. ’s Ochtends gaan ze samen naar beneden, even spelen en dan ontbijten. Daarna moet papa naar zijn werk. Dan zeggen we, zeg maar ‘bye bye’ tegen papa, want hij gaat weg. Beledigd draait hij zich om, de schoudertjes hoog opgehaald tegen het nekje. ‘No, no,’ schudt hij, ‘no no. No bye.’

zondag 13 december 2009

Ziek

Baby’s en peuters die ziek zijn, wat is dat toch lastig. Ze kunnen niet vertellen waar ze last van hebben, dat moet je maar zien te raden. Ze kunnen alleen huilen of, als ze wat ouder zijn, jengelen. Ik weet niet wat erger is.

Hier is het de laatste tijd continu raak. Het is winter, ze gaan weer naar de crèche, ik weet niet wat het is. Ik ben officieel alweer anderhalve week aan het werk, maar heb het gepresteerd welgeteld 3 dagen op kantoor te zijn. Gelukkig heb ik een flexibele baas en mag ik ook af en toe thuiswerken, anders was ik nu al door mijn vakantiedagen heen. In dat geval parkeer je Tijm voor een Barbapapa dvd en je krijgt verbazend veel gedaan. Met Linde op schoot.

Als moeder van zieke kindjes wordt je alleen zo snel onzeker. Stellen ze zich aan, of hebben ze echt wat? Je wilt niet zo’n overbezorgde moeder zijn die om de haverklap bij de dokter staat. Maar ook weer niet een slechte moeder die zijn kind verwaarloost. Dus dan blijf je twijfelen. Hoe vaak ik al niet een doktersafspraak heb gemaakt om die vervolgens weer af te zeggen. Vaak ook worden ze miraculeus beter op het moment dat je de dokterspraktijk binnenloopt.

Je denkt dat als ze eenmaal kunnen praten het makkelijker wordt, maar dat valt tegen. Peuters blijken net als baby’s zich heel simpel te uiten als ze niet lekker zijn: met gekrijs. Tijm heeft de eerste dagen dat we naar de crèche reden de hele weg in de auto zitten gillen. Heel erg hard. Geen van de standaard truken hielpen, snacks, zingen, speeltjes. Zelfs mijn redmiddel bij hoge nood, de speen, werkte niet. Toen begon ik me pas echt zorgen te maken. Ik heb geprobeerd hem uit te horen wat er nou was, maar zonder succes. Gewoon een drama queen, was dus mijn conclusie. Tot de thermometer opeens anders uitwees: griep. Zeg dat dan!

Een vriendin van mij had gisteren een mooi verhaal. Haar kindje van twee had hoofdpijn, beweerde ze. Tja, wat doe je daarmee, paracetamol geven? Tot opeens de papa heel snugger vroeg, waar heb je dan eigenlijk hoofdpijn? Antwoord, ‘in my tummy’.

Om het nog leuker te maken doen mijn kinderen aan estafettegriep. Dat wil zeggen, niet tegelijk, maar na elkaar. Tijm is eindelijk beter, we gaan een dag naar respectievelijk werk en crèche. De opvolgende nacht krijgt Linde hoge koorts. En hier werkt helaas de Barbapapa truc niet. Wel de papa truc, want die is nu aan de beurt. Mama gaat werken vandaag!

dinsdag 8 december 2009

Familie

We zijn een weekje in Nederland. Zo vaak zijn we er niet, dus we moeten uitgebreid op familiebezoek. Verschillende opa’s, oma’s, zojuist omgedoopte opi en omi’s, overgrootoma’s, oudooms en wat dies meer zij worden bezocht.

Eerst komen we bij elkaar met opa, oma, tante Roos, oom Bas, tante Anneke en niet te vergeten neef Tom. Wat een liefie! Maar wat is dat toch, als je familie en baby’s bij elkaar zet, dat het gesprek vooral gaat over wie op wie lijkt? En iedereen vindt wat anders. Eigenlijk kun je in elk kind zien wat je wilt zien. Ik vind zelf dat Linde op mijn zus en mijn moeder lijkt. Vooral als ze lacht met die lieve kuiltjes in haar wangen, sprekend tante Roos. En dat ze daarnaast erg op haar vader lijkt. Papa Roel vind juist dat ze op zíjn zus lijkt, tante Frederiek. En de meeste van mijn vrienden roepen als ik met haar binnenkom, ‘Wat lijkt ze op jou!’

Van Tijm vindt iedereen dat hij op zijn vader lijkt. Behalve ik. Ik herken juist heel erg mezelf in hem. En ik heb bewijs. Een foto van mij op zijn leeftijd. Ik laat hem, zonder iets te zeggen, zien aan de nanny. ‘Wat een leuke foto van Tijm!’ reageert ze. ‘Ha!’ denk ik vergenoegd. Eigenlijk zou ik de foto bij me moeten dragen, want men lijkt nog steeds niet overtuigd. Zelfs mijn moeder, die beter zou moeten weten, noemt Tijm ‘echt een klein Roeltje.’

Bij Tom ben ik er nog niet over uit. Al voelt hij meteen heel ‘eigen’ als hij bij mij op schoot zit - meer dan baby’s van vriendinnen - ik herken er uiterlijk gezien niet echt onze familie in. Niet de karakteristieke centenbak, puntkin of bolle kop. Zijn gedrag komt me wel bekend voor. Misschien dat hij daarom meteen aanvoelde als familie op mijn schoot? Hij lijkt me geen groot schootzitter. Hij strekt meteen fanatiek de armen en benen. Als het even kon zou hij zo weglopen. Je voelt ook de kracht in de kleine beentjes. Veel meer dan bij Linde, die toch drie maanden ouder is. Die laat zich lekker onderuit zakken op je schoot. Maar Tijm was precies hetzelfde. Zou het dan typisch iets van jongetjes zijn? Dat fanatieke lijfje? Volgens oma niet, want Tante Roos was precies zo. Erger zelfs.

Dus dan begint het grote vergelijken. Wie kon wat het eerst of juist het laatst. En dan is natuurlijk altijd de conclusie dat ze allemaal lief zijn. En uniek. Maar zeker niet normaal, want dat is saai. Gelukkig is het bezoek daarna bij opi en omi zo druk en chaotisch (het is al laat, dus kindjes moe) dat we hier het grote wie-lijkt-op-wie-spel hebben overgeslagen. Of, meer waarschijnlijk, ik heb het gemist.

Ook gaan we op bezoek bij overgrootoma. Dat is toch wel heel bijzonder lijkt me, op schoot zitten met je achterkleindochter. Ik kan me er al weinig bij voorstellen dat Linde ooit een dochter krijgt. En dat die dan dus op haar beurt ook weer een dochter krijgt. En dat ik dat mag meemaken! Dat moet heel raar zijn. En mooi tegelijk. Op bezoek bij oud-oudoom Teu (een 10 jaar oudere broer van overgrootoma, niet ver van zijn honderdjarig jubileum) kijkt deze hoofdschuddend en tegelijk glimlachend mijn moeder aan, die met Linde op schoot zit. ‘Evelientje als oma, gekker moet het niet worden!’ Daar lijkt me alles mee gezegd.

maandag 30 november 2009

L

Kennen jullie dat liedje van Ernie en Bert, ‘de L is een leuke lieve letter...’? Daar moet ik de laatste tijd vaak aan denken. Tijm kan namelijk de L niet zegen. Het duurde even voor ik het door had. Hij praat wel vaker onduidelijk. Zegt zoveel rare dingen. Ik zeg vaak dat hij eigenlijk niet twee, maar drietalig is. Nederlands, Engels en Tijms. Helaas verstaat niemand behalve hij het Tijms. Ja, ik een beetje. En papa misschien.

Dus dan moet ik vertalen. Het grappige is dat Engelsen natuurlijk niet weten wat gewoon Nederlands is en wat Tijms. Op de crèche denken ze dat al zijn gebrabbel wat ze niet verstaan Nederlands is. Ik laat ze maar in die waan.

Zelf probeer ik me zo goed mogelijk te bekwamen in het verstaan van het Tijms. Ik ben de hele dag met hem thuis, dus goede communicatie is essentieel.
Om te beginnen vond ik het zo vreemd dat hij zijn zusje nooit bij haar naam noemde. Ze was altijd baby. Maar toen hij beter leerde praten noemde hij haar wel zusje, of zelfs meisje. Dus waarom geen Linde? Nu heb ik hem eindelijk door, hij kan de L niet zeggen. Opeens noemde hij zijn zusje ‘China’. Toen ik dat eenmaal snapte begreep ik eindelijk ook wat ‘chopen’ was. Ach, lopen natuurlijk! Hij zegt het immers altijd als hij niet in de buggy wil.

Zou dus alles met ‘ch’ een ‘l’ zijn? Nee, was het maar zo makkelijk. Opeens was ‘lopen’ geen ‘chopen’ meer maar ‘jopen’. En ‘mos’ betekent ‘los’. Soms omzeilt hij het gewoon. Lekker is ‘mjam mjam’. Net zo duidelijk toch. Als zijn zusje haar babyprakjes eet staat hij erbij te kijken, ‘mjam mjam, pap.’ En voor luier gebruikt hij het engelse woord nappie. Met een prachtig accent dat ik niet na kan doen.

Een leeuw noemt hij ‘whaaah’. Nu heeft hij ook een hond een tijdlang ‘waf’ genoemd, dus daar keek ik in eerste instantie niet van op. Maar de hond heet tegenwoordig netjes ‘hond’ of ‘doggie’. En de leeuw nog steeds ‘Whaaah.’ O ja, slapen is shapen. Of sheep. Niet te verwarren met shaap, wat schaap betekent.

Laatst stelde hij ons weer eens voor een raadsel. Hij kwam ’s avonds na het eten aanlopen met een wortel, hard ‘kaas, kaas’ roepend. Hier konden we geen chocola van maken. Pas toen hij zijn schoen ging halen en daar de wortel in propte werd het duidelijk: hij doelde hier op Sinterklaas! Gisteren had hij immers van opa en oma zijn schoen mogen zetten. Dat was duidelijk bevallen. Toen hij ook nog de schoen van zijn zusje ging halen was oma natuurlijk al snel gesmolten. En ze ging snel in de kast op zoek naar een extra kadootje voor meneer. Dus wat blijkt, wat goed gedoseerde schattige Tijmpraat loont!

maandag 23 november 2009

Aankleeddrama’s

Wat is dat toch met kleine kinderen en aankleden? Het loopt bij ons regelmatig uit op drama’s. Om te beginnen Linde, bijna 7 maanden. Zo gauw ze in de buurt van de aankleedmat komt begint ze al moeilijk te kijken. Pak je iets van een arm of been vast dan is het brullen. Heel vermoeiend. De knisperende verpakking van de billendoekjes biedt even soelaas, maar al snel is ook die niet toereikend. We hebben ook zwaarder geschut in te zetten. Een houten speelboog maar speeltjes aan hangen helpt soms. Of het plastic-met-batterijen-en-lichtjes-en-geluid-speelbordgeval. Toch blijft het behelpen.

Maar ze ligt in ieder geval stil. Dat deed broer Tijm op die leeftijd al niet meer. Die probeerde met al zijn macht onder je handen uit te rollen. Het was altijd een worsteling. En helaas werd het er met de jaren niet beter op. Integendeel, want hij wordt steeds behendiger. En sterker. Vooral zo’n net gebadderd nat jongetje glibbert makkelijk uit je vingers. Om dan met veel geschater door het huis te rennen en zich te verstoppen. Aankleden, mama, wat denk je zelf? ‘No, no, no’, schudt hij.

Het begin is het ergste, de luier. Die wil hij pertinent niet meer aan. Prima als je twee jaar oud bent, maar dan moet je wel op de wc. Heel soms wil hij dat. De eerste keer ging hij triomfantelijk zitten. Zijn gezicht verkneep persend. Ik moedigde hoopvol aan. Er kwam een klein windje. Hij trots. En natuurlijk uitgebreid doortrekken, handenwassen. Maar toen was hij er klaar me. ‘No, no cee.’ Het mooie groene potje vindt hij al helemaal belachelijk.

Dus toch aankleden, inclusief luier. Uiteindelijk is mama altijd sterker. Maar het kost veel energie. Dus nu hebben we een nieuw trucje: het zelf aankleden. OK, Tijm heeft het natuurlijk zelf bedacht. Dus het is meer dat ik daarin heb toegestemd. Maar het gaat eigenlijk heel redelijk. Soms zit hij vast, en dan komt hij aandoenlijk om hulp vragen. ‘Mama, arm’ als zijn arm vast zit. Of ‘mama mos’ (Tijm’s voor los) als hij helemaal in de knoop zit.

Het probleem is alleen dat we het niet altijd eens zijn over wat aan te doen. Hij wil eigenlijk altijd zijn pyjama aan. Die met Barbabob of die met de koe (die eigenlijk een viking met koeienhoorns is, maar probeer hem daar maar eens van te overtuigen). Of heel veel truien over elkaar. Of zijn lievelingtrui die in de wasmand lag. Die hij gisteren aanhad toen we tomatensoep aten. Of de natte kleren van de waslijn.

En dan komt er weer een heerlijke woedeaanval. Maar zoals ik al zei, ik ben lekker sterker. Dus uiteindelijk, onder luid protest, krijgt hij toch de kleren aan die mama heeft uitgezocht. Ik blij, weer een overwinning. Maar wat doet meneer dan? Hij verzamelt alle kleren die hij niet aanmocht, en zeult ze de verdere dag met zich mee. Ook als we de deur uit moeten wil hij ze niet afgeven. Zucht. En het gevecht begint opnieuw, nu om de kleren uit zijn handen te wrikken voor we de auto ingaan. Ik hoef denk ik niet uit te weidden over wie dat wint. Ik ben nog steeds sterker. Maar misschien wordt het wel tijd voor wat oordoppen.

Puzzelmonster

Van vroeger herinner ik me dat er altijd wel een bepaalde ‘hype’ was in speelgoed. Of het nu hoepels, loloballen of Rubik’s cubes waren, je moest eraan meedoen.

Tijm heeft nu al zijn eigen hypes. Eerst was het duplo. Dit noemde hij toentertijd altijd ‘Bibo!’.
Een veelvoorkomend gesprek tussen Tijm en papa Roel in die tijd:
‘Ga je met de duplo spelen?’
‘Bibo!’
‘Het heet toch duplo?’
‘Bibo!’
‘Leuk hè, die duplo?’
‘Bibo!’
En dat ging dan even zo door. Hij vond ‘Bibo!’ zeggen minstens zo leuk als ermee spelen. Zelf over de telefoon speelden vader en zoon het ‘Bibo!’ spel. Helaas is deze hype voorbij gegaan, inclusief het schattige ‘Bibo!’.

Daarna waren het een tijdlang autootjes. Hij had er wel twintig. En waar Tijm ging gingen de autootjes. Gelukkig hadden we een grote partij gescoord op de rommelmarkt, dus als er eens eentje kwijtraakte was het geen ramp.

Maar de laatste maanden is de grootste hype van allemaal ontstaan: het puzzelen. Als hij wakker wordt is het eerste wat hij zegt: ‘Puzzel!’ Ik bewaar er een naast mijn bed voor noodsituaties, anders word ik meteen uit bed geduwd om mee naar beneden te gaan puzzelen. Ons huis is geheel en al vergeven van puzzelstukjes. Die regelmatig kwijtraken. Waarna meneer vertwijfeld, met zijn armpjes in het ‘waar is’- gebaartje van de crèche door het huis cirkelt. Om een of andere onduidelijke reden noemt hij de stukjes doppen. Dan staat hij daar met zijn handjes geheven me vragend aan te kijken, ‘doppen?’ Gelukkig halen de werksters er elke woensdag een hoop onder het kleed en de bank vandaan. En is er, wonderlijk genoeg, maar eentje permanent kwijt!

Mijn vriendinnen zijn onder de indruk, nog geen twee en in je eentje een puzzel van 30 stukjes maken? Och, denk ik dan, als je 80% van de tijd dat je wakker bent aan puzzelen besteedt dan mag dat ook wel! Oefening baart kunst. Hij doet ook steeds dezelfde paar puzzels. Ze gaan een beetje vervelen. Ja, hem niet, maar mij.

Gelukkig is hij net jarig. En wat krijgt hij van zijn vriendjes: puzzels! Iedereen verontschuldigt zich: ‘Sorry, het is er nog eentje. Ik dacht slim te zijn....’ Maar ik ben juist opgelucht, we kunnen weer jaren vooruit!

Nu maar hopen dat de puzzelfase nog even voortduurt. Het lijkt er namelijk een beetje op dat de volgende hype zich begint aan te dienen: die van de treinen. Het verjaardagskado van papa en mama, geen puzzel maar een krat duplo, is een succes. Hij maakt er meterslange treinen mee. Of hoge torens. Of beter nog, torens op treinen. En nadat we zijn vader een keer van de trein hebben gehaald begint het steeds duidelijker te worden. De volgende fase is de trein fase! Gelukkig staan er op twee van zijn nieuwe puzzels treinen. Kunnen we de overgang nog even rekken!

maandag 16 november 2009

Huup, huup, barbatruuk!

Wat is dat toch met Barbapapa, dat die roze blob zo’n onweerstaanbare indruk maakt op kleine kinderen? Bij Tijm was het liefde op het eerste gezicht. Ik kocht een keer, uit jeugdsentiment, een kommetje en bord met een plaatje van Barbapapa. Meteen wilde meneer van geen enkel ander bord meer eten. Stond ik het dus drie keer per dag af te wassen... Toch apart als je bedenkt dat hij verder nog nooit iets van Barbapapa gezien had. Niet op tv, geen boekjes. Nergens. Sterker nog, hier in Engeland heeft niemand ooit van de roze suikerspin gehoord. Een gemiste kans lijkt me.

Toen maar opa en oma in Nederland gevraagd de volgende keer een dvd mee te nemen. Daarmee was het beklonken. Gefascineerd keek hij naar zijn grote vriend op tv. Het stuiterende jongetje dat nooit langer dan drie minuten stil had gezeten in zijn leven zat wel een half uur lang ademloos te kijken.

Nieuwsgierig naar de charmes van de roze blob kijk ik mee. De filmpjes doen enigszins gedateerd aan, maar weten toch zelfs mij te boeien. Ondanks, of misschien dankzij, het feit dat ze vrijwel nergens over gaan. De verhaallijnen zijn matig tot slecht. De tekeningen simpel. Maar daarom juist erg verfrissend. Al die overgestileerde overgemarkete BBC programma’s beginnen me al goed de keel uit te hangen. Tijm heeft daar nooit wat aangevonden.

Nee, dan Barbapapa. Die nasale voorleesstem! Droogkomisch. Als je niet beter wist zou je denken dat het één grote ironische satire is. Ik lig dubbel!

Barbapapa is een grote braverd. Altijd klaar om poesjes uit bomen te redden, dieren uit de dierentuin, kindertjes uit het vuur. Zoals ik al zei, voor de verhalen kijk je niet. Maar die teksten! De enige die ik mij van vroeger kan herinneren is natuurlijk de klassieker ‘Huup, huup, barbatruuk!’ Maar de serie heeft nog veel meer moois te bieden.

Barbapapa wordt geboren. Dan komt hij aan bij het huis van zijn nieuwe vriendjes in wiens tuin hij geboren is. Zegt de moeder:
‘Wat moeten we daarmee, we hebben al een kat. Die moet maar naar de dierentuin.’
Barbapapa loopt braaf mee. Bij de dierentuin aangekomen knikt de directeur tevreden. ‘Een prachtexemplaar.’

Barbapapa gaat op reis, want hij is op zoek naar nieuwe vriendjes. Bij de trein aangekomen mag hij er niet in, hij moet in de veewagen. De conducteur duwt hem ernaartoe: ‘Meneer, volgens het reglement, opschieten, vlug. Hier kunt u plaatsnemen, hupsakee!’

Waarom Barbapapa nu een grote revival maakt in Nederland? Ja, er is natuurlijk het jeugdsentiment van de jaren zeventig ouders, die de roze vriend uit hun jeugd graag overdragen aan hun kinderen. Zo begon het bij ons immers ook. Maar de hedendaagse peuters laten zich echt niet de eerste de beste roze blob aansmeren. Ik denk dat het vooral de simpelheid is die ze aanspreekt. Vooral na al dat marketinggeweld dat er tegenwoordig op tv is. Hier in ieder geval twee fans! En ik denk dat ik weet wat Tijm straks in zijn schoen krijgt!

Overigens kon ik dit stukje schrijven met dank aan Barbapapa. Tijm is ziek, en zit al een half uur braaf te kijken. In zijn Barbapapa pyjama. En zusje Linde ook in de wipstoel. Barbapapa bedankt!

Project Tijm wordt twee

Als mama-die-tijdelijk-thuis-zit-met-de-kinderen-maar-stiekem-haar-werk-wel-mist pak je huishoudelijke dingen serieus aan. Alles wordt een project. Het zelf maken van Christmas puddingen, het plukken en jam maken van bramen, de dagelijkse logistiek van uitjes, boodschappen en de was. Maar het ultieme project voor een mama is natuurlijk het organiseren van een verjaardagsfeestje!

Tijm wordt twee. Vorig jaar was zijn verjaardag in het water gevallen. Letterlijk, hij had de waterpokken. Op de foto’s zie je zijn gehavende gezicht in een cakeje happen. Hij moest ze allemaal zelf opeten, want zijn vriendjes werden door hun mama’s thuisgehouden. Ik ben er nog niet over uit of Tijm dat nou zo erg vond. Als je één bent zijn cakejes misschien wel belangrijker dan vriendjes.

Maar nu is hij twee en een vrolijk en sociaal jongetje. Dus ik nodig al mijn vriendinnen met peuters uit. Ruim van tevoren stuur ik een mail uit, iedereen heeft een drukke agenda. Straks komt er niemand. De familie woont in Nederland, dus we moeten het zonder opa’s, oma’s, ooms en tantes doen.

Bij een Engels verjaardag feestje is er feitelijk één ding wat telt: de taart. En ik, als Nederlandse en ook nog eens productontwikkelaar van beroep, wil me natuurlijk niet laten kennen. Gelukkig liep ik van de zomer in Nederland tegen een cakejesvorm aan in de vorm van een trein. Die ik ondanks zijn vader, die het onzin vond want Tijm was nog laaang niet jarig, toch heb aangeschaft. En wat een gelukkig toeval, laat Tijm nou net in zijn ‘treinfase’ zitten. Nou ja, toeval, daar zitten de meeste jongetjes hun hele peutertijd in geloof ik. Zijn verjaardagskado, een gigantische partij op Ebay gescoorde duplo, waar hij meterslange treinen van bouwt, heeft ook bijgedragen. Hij loopt de hele dag alvast ‘tein, tein’ gillend door het huis.

De dag tevoren sla ik aan het bakken. Uit veiligheidsoverwegingen gebruik ik het recept dat op de verpakking van de taartvorm staat. Kan niet mis gaan, toch? Wel dus. Onze supersonische, dus veel te snel bakkende, oven weet het weer eens te verpesten. Op een of andere manier presteer ik het dat ze idioot de pan uit rijzen, niet gaar zijn en aangebrand tegelijk. Paniek. En gillen. Waar de kinderen bij zijn, foei! Maar ik laat me niet uit het veld slaan. Opnieuw. Minder bakpoeder. Oven lager. Langer erin laten. En ja, ze worden heel redelijk. De derde poging (er komen veel peuters!) nog beter.

Gelukkig biedt papa vervolgens aan de chocoladetaart voor de volwassenen te maken, want nu komen we in tijdsnood. Er moeten nog ballonen opgeblazen, slingers opgehangen, muffins gebakken, het huis opgeruimd, speelgoed klaargezet. Niet te vergeten de treintaart versieren met smarties en ander snoep. En dropveter rails. En o ja, mezelf toonbaar maken. Pffffffff. Het is nog niet eens begonnen en ik lig er al af.

Maar dan: het feest is een groot succes. Bijna iedereen komt opdagen. Tijm stuitert de hele middag rond met zijn vriendjes. De taart wordt met gepaste oeh’s en aah’s bewonderd door de gasten. We moeten hem snel gaan opeten want er beginnen al wat wielen van treinstellen te verdwijnen door kleine peuterhandjes. Helaas heeft Tijm tijdens het versieren ’s ochtends al zoveel gesnoept dat hij geen hap taart meer lust. Maar zijn luide ‘Wauw’ toen hij hem voor het eerst zag maakt alle moeite in een keer goed!

vrijdag 13 november 2009

Groene mama?

Als moeder heb je al genoeg aan je hoofd. Maar je wilt ook een beetje milieubewust zijn. Ik althans. En als je voor de eerste keer zwanger bent heb je tijd genoeg. Dus je leest je in. Waar zitten de grootste problemen? Meteen zie je bergen luiers voor je, die na honderden jaren op vuilnisbelten nog steeds niet willen wegrotten. Nader onderzoek levert meer op. Wist je dat er in wegwerpluiers honderden chemicaliën zitten, die allemaal tegen de blote huid van je baby aanzitten? En dat ze zo droog blijven dat kinderen pas veel later zindelijk worden? Ik was bij de berg afval al om, maar word steeds meer overtuigd.

Vooral als ik het alternatief zie. Schattige badstof broekjes in leuke kleurtjes. Met daaromheen een waterdicht overbroekje. Je hebt ze zelfs met beestjes erop! En de viezigheid gaat met behulp van het wegwerp inlegvel gewoon in de wc. Dus niets inweken en poep afkrabben. Maar wat is er veel keus. Pfff. En niet goedkoop. Manlief sputtert tegen als hij de prijs ziet. Hij rekent het na in zijn hoofd. Een jaar lang, twee luiers per dag, hmmm, wat kosten de pampers? Dat haal je er nooit uit, concludeert hij. Ik gniffel, duidelijk een geval van nieuwe vader die zich niet ingelezen heeft. Een pasgeborene gebruikt al gauw 8 luiers per dag. En de meeste kinderen zijn echt niet voor hun tweede zindelijk.

Afijn, papa is overstag. Ik kies voor de bamboe uitvoering. Want de productie van katoen is zeer milieubelastend en bovendien absorbeert bamboe 60% meer water. Kijk eens aan. Wat wil een mama nog meer. De luiers worden gekocht. De baby geboren. En we vinden ze ideaal, verkondig ik overal. Is ook waar. Toegegeven, ze absorberen iets minder vocht. Maar ze sluiten wel weer beter af. En wat heb je nu liever, poep of plas vlekken? We gebruiken ze anderhalf jaar met plezier. Ik beveel ze iedereen aan. Het wassen is helemaal niet veel werk. Het kan gewoon op 40 graden. Al moet ik toegeven dat, ondanks de goede voornemens, ze op regenachtige dagen stiekem toch wel eens in de droger gaan.

Nummer twee wordt geboren. De kleine maat broekjes weer van zolder gehaald. Dan komt de klad erin. Mijn zoon van bijna twee blijkt zich te ontpoppen tot superplasser. En dochterlief krijgt hele nare luieruitslag. Mevrouwtje blijkt veel bewuster van het ‘vieze billen’ gevoel dan haar broer. Ook het wassen kost steeds meer moeite. Twee kinderen produceren al zoveel. En ik moet weer aan het werk.

Nu zit er dus al een tijdje wegwerp aan hun billen. Wel bioafbreekbare, om het geweten nog een beetje te sussen. En ik kijk elke keer triomfantelijk als zoonlief door alle merken luiers heen blijkt te plassen. En als de luieruitslag van dochter ondanks de droge wegwerp luiers nog steeds niet over gaat. Dus binnenkort ga ik weer terug naar wasbaar. Morgen. Of volgende week misschien.

maandag 9 november 2009

Hongerlappen

Ik dacht eerst dat het normaal was, maar nu ik andere kindjes zie blijkt dat toch tegen te vallen. Ik zal het moeten accepteren: Mijn kinderen zijn enorme hongerlappen. Ik had bij de eerste het romantische idee om de Rapley methode te gaan volgen. Dat is methode die voorschrijft dat je je kinderen geen glad gepureerde papjes voorzet, maar meer de natuur zijn gang laat gaan. Je wacht dus tot ze zelf kunnen eten. Ze kunnen dan kiezen uit hapjes die jij voor ze op een bordje legt. Die dan zelf moeten oppakken en naar binnen werken. Stukjes gekookte groente of brood. Ik zal jullie niet vermoeien met waar het allemaal goed voor schijnt te zijn, maar ik had wat vriendinnen die het gedaan hadden en het klonk allemaal heel leuk en verantwoord.

Punt is alleen dat je wel moet wachten tot ze minimaal 6 maanden oud zijn, anders hebben ze gewoonweg niet de motoriek om zelf te eten. De WHO beveelt ook uitsluitend borstvoeding aan tot die leeftijd, dus daar gingen we al voor. Toch?
Mijn kinderen dachten er anders over. Met een maand of vier, vijf werden ze allebei opeens behoorlijk kribbig. Doorslapen, wat ze allebei op een goddelijk vroege leeftijd deden, zat er helaas niet meer in. Zich braaf aan het door mama bedachte schema van elke 3 a 4 uur aan de borst houden ook niet. En even drinken, prima, maar daarna voldaan zijn? Nee, dat niet. Krijsen, dat wel.

WHO adviezen, leuke methodes pfff. Deze mama gaf het op. Hier waren harde maatregelen nodig, namelijk het toedienen van grote borden pap. De mond gaat open, net een jong vogeltje wat happend in het nest zit. Vooral Linde is hier bedreven in. Het eten moet wel in sneltreinvaart gebeuren. Als er langer dan 5 seconden geen volle lepel in de mond arriveert begint het gekrijs alsnog. Maar verder werkt het wonderen, ik heb mijn lieve blije baby terug!

En al snel is pap natuurlijk niet meer genoeg. Een tweede maaltijd moet worden ingevoerd. Groente en fruit en ja, nog geen 6 maanden, dus netjes gepureerd. Het maakt niet uit wat het is, alles gaat met grote lepels tegelijk naar binnen. Tijm was de ergste slokop. Hij had geen benul van maat houden. Hij at door tot het er letterlijk weer uitkwam. Als je mazzel had spuugde hij alleen de laatste hap uit. Maar soms was het dramatisch. Ik weet niet of jullie ervaring hebben met projectiel kotsen? Ik weet nog dat ik een keer thuiskwam en de nanny in shock aantrof. Het enige schone in huis was Tijm. Die had ze in bad afgespoeld. Verder zat de hele keuken en zijzelf onder de kots. Ze was niet eens zozeer ontdaan hierover, maar vooral over hoe het gegaan was. Hij had, zittend op de grond, het gepresteerd over de keukentafel heen te spugen. Precies waar zij stond...

Het rare is dat Tijm, nu bijna 2, een stuk minder lijkt te eten dan als baby. Wel is hij een makkelijke eter. Hij lust bijna alles. Of hij het ook daadwerkelijk opeet ligt aan zijn humeur. Maar vergeleken met andere kinderen is het echt geweldig. Ironisch genoeg zou dat juist een van voordelen van het gebruiken van de Rapley methode moeten zijn. Nou, die hebben wij daarvoor in ieder geval alvast niet nodig gehad!

woensdag 4 november 2009

Activiteitenschema

Je hoort de laatste tijd steeds meer over dat jonge kinderen veel te veel moeten. Na school naar balletles, pianoles, hockey en judo. Zelf spelen is er niet meer bij. Ik weet niet hoe het in Nederland zit, maar in Engeland begint dit al heel vroeg. En omdat de hele dag thuis zitten ook zo saai is proberen we het ook maar eens. Straks moet ik immers weer gaan werken, dus nu kan het nog.

Ze zijn zelf te jong om te kiezen, dus dat doe ik. Ik ben dol op yoga. Dus proberen we baby yoga. Geweldig! Eigenlijk is het gewoon stiekem yoga voor de moeders. Postnatale yoga welteverstaan. Dat kan ik wel gebruiken. En bij welke yoga mag je nou je baby meenemen? Het laatste half uur is daadwerkelijk voor de baby’s. We doen twists, hobbelen ze op onze schoot, hangen ze ondersteboven. En zingen vooral veel liedjes. Linde vind het prachtig. Naderhand is er thee met koekjes en kunnen de moeders gezellig nakleppen. Dit gaan we vaker doen!

En kijk eens aan, ze doen ook peuteryoga. Dat vind Tijm vast mooi. Linde gaat mee, de wipstoel ook. Hier mogen de peuters eerst. In een kringetje zingen we liedjes en de peuters doen de bewegingen na. Soms gewoon ‘hoofd schouders knie en teen’, maar soms ook echte yoga. Tijm kan de ‘tree pose’ al heel goed. Na een half uur komt er een grote krat met speelgoed midden in de kring. Nu zijn de moeders aan de beurt.
De bedoeling is dat de kindertjes braaf gaan spelen.

Al snel heeft Tijm alle auto’s uit het krat verzamelt rond mijn voeten. Het yogaat wat lastig voor mij. Het andere speelgoed kijkt hij niet aan. En al snel is hij ook op de auto’s uitgekeken. Hij wil mee yoga-en. Sommige oefeningen doet hij heel goed. Bij ‘downwards facing dog’ hangt hij vrolijk lachend naast me. Bij andere oefeningen is het wat lastiger. Bij de brug klimt hij op me. En gaan we balanceren is het spelletje ‘mama omduwen’ favoriet. Maar och, het mag de pret niet drukken. Naderhand is er weer thee met koekjes en het was toch een geslaagde middag.

Nu hebben we echt de smaak te pakken. Al gauw volgen peuterzwemmen en muziekles. Mijn agenda wordt sluipender wijs wel wat vol. We hebben immers ook nog de wekelijkse middag met de groep van de zwangerschapscursus. En de tweewekelijkse Nederlands club. Ikzelf wil ook een keer naar de sportschool, die buik moet er immers af. En we moeten ook nog af en toe naar het park. En kleuren. En koekjes bakken. En kastanjes verzamelen om er mannetjes mee te maken. En de was moet ook nog gebeuren en de afwasmachine uitruimen. Ik weet niet hoe het met de kinderen zit, maar ik word nu toch wat bang voor een opkomende burn-out!

Gelukkig mag ik over een maandje weer aan het werk!

maandag 2 november 2009

Hulp in de huishouding

Tijm is een hele goede hulp in huis. Was opvouwen is favoriet. Eerst halen we de natte was uit de wasmachine. Dat mag Tijm doen. Alle was haalt hij uit de machine en doet hij in de teil. Ik mag niet helpen. Dan til ik de teil naar de waskamer, waar het droogrek is. Daar gaan we de was ophangen. Tijm doet de sokken. Ik weet niet wat het is met sokken, maar hij is er helemaal wild van. ‘Sojo’s’, heten ze in het Tijms. Juichend vist hij ze uit de teil, en vertelt erbij van wie ze zijn.
Hij hangt ze onderaan op het droogrek, terwijl ik de rest bovenin hang. Als de sokken op zijn gaat hij door met andere kledingstukken. Ik mag nog steeds niet helpen. Hij wordt ook erg boos als ik de door hem opgehangen was opnieuw op wil hangen. Dat je de dingen naast elkaar in plaats van bovenop elkaar moet hangen wil er bij hem niet in helaas.

Nadat de was hangt gaat de volgende vieze was erin – kleine kinderen maken veel was. Er lijkt een soort omgekeerd verband te zijn van formaat vs hoeveelheid vieze was. Pasgeboren baby’s zijn het ergst, maar peuters kunnen er ook wat van.

Tijm heeft uit het bergje vieze was zorgvuldig alle sokken van hem en zijn zusje gevist en gaat ermee aan de haal. Ze moeten in de laadbak van de trein. Vriendelijk doch beslist verzoek ik hem de sokken in de wasmachine te doen. Ik heb al geleerd dat afpakken zeer waarschijnlijk resulteert in een flinke hysterische aanval. Beter is hem te overtuigen het zelf te doen. Opvoedkundig heel goed of juist te conflictmijdend? Ik weet het niet, wel weet ik dat het werkt. En als moeder van een peuter en een baby is dat een niet onbelangrijk criterium. En als het werkt voelt het als een grote overwinning.

Nu heb ik helaas geen succes. Gedecideerd schudt hij zijn hoofd, no no. Heeft hij van zijn vriendinnetje Jenna geleerd, die kan ook zo prachtig overtuigt nee schudden.
Gisteren was het me na een vijf minuten durende discussie gelukt om hem geen zes autootjes mee te laten nemen naar de supermarkt. Dat geeft dus echt wel veel meer voldoening als je dan wint dan het meest geslaagde project op je werk. Het is ook lastiger.

Heb ik weer zin in zo’n discussie of ga ik vals spelen? Tijm is even afgeleid, hij gaat zijn kleurpotloden halen, die moeten ook in de trein. Snel pak ik de handvol sokken en prop ze in de wasmachine. Deurtje dicht, zeep erin, knop aan. Nu snel de deur van de bijkeuken dicht voor hij aan de knop gaat draaien en er een kookwas van maakt.

Terug in de kamer loopt Tijm rond met de trein. De kleurpotloden in de laadbak. Hij heeft het niets eens gezien! Ik voel me opgelucht, maar toch niet zo trots als gisteren. Ach, het kan niet lang duren voor er weer een kans is op een opvoedkundig moment!

Koeien!

Tijm wordt steeds groter en gaat dus ook steeds meer zeggen. Na zijn familie, lievelingspeelgoed en voedsel komt de dierenwereld aan de beurt. Gestimuleerd door alle boekjes met dierenplaatjes? Of is het echte liefde?

Hoe dan ook, we oefenen vaak en hij kent er steeds meer. Maar absolute favoriet blijft het eerste beest wat hij kon zeggen, de koe. Is het vanwege de makkelijk uit te spreken naam? Of het scherpe profiel met de zwart witte vlekken? Misschien, maar zeker heeft de vakantie in Friesland op een cruciaal moment in zijn taalontwikkeling een rol gespeeld. Daar stond het vol met koeien. Waar hij door alle bezoekende familieleden op werd gewezen: ‘Kijk Tijm, een koe!’ Als hij dan enthousiast ‘Koeien!’ scandeerde boekte hij altijd groot succes. Vaak zaten we in de auto en hoorden we opeens vanaf de achterbank: ‘Koeien!’ Soms zag je ze niet meteen, maar altijd was er ergens in de verte, drie weilanden verderop, wel een klein zwart-wit stipje te zien!

Maar ergens was toch wat mis gegaan. Elke keer als hij een koe zag begon hij, na eerst hard ‘Koeien!’ te hebben geroepen, te knorren. Dat een koe loeit en niet knort wilde er bij hem echt niet in. Pas na veel ge-boe van ons en het aanschaffen van zo’n schuddoosje met loei geluiden begon hij het langzaam door te krijgen. Nu loeit hij als de beste.

Wat erg verwarrend is bij het leren van dierengeluiden is dat dierengeluiden niet universeel blijken te zijn. Een Nederlandse koe zegt ‘boe’, een Engelse zegt ‘mooh’. Dat gaat nog, maar een Engelse kip zegt ‘cluck’ in plaats van ‘tok’. De Engelse kikker spant de kroon, deze zegt geen ‘kwak’ maar ‘ribbit’. Logisch dat die arme jongen het niet helemaal begrijpt!

Af en toe dwaalt zijn liefde af naar andere dieren. Zo waren een tijdje schapen populair. Deze noemt hij ‘shaap’, een soort kruising tussen het Engelse ‘sheep’ en het Nederlandse ‘schaap’. Na een bezoek aan de dierentuin flirtte hij een tijdje met meer exotisch gedierte als leeuwen, olifanten en krokodillen. En met de kinderboerderij werd ook het assortiment aan boerderij dieren aangevuld. Ze correct aanwijzen op verzoek kan hij prachtig, maar zelf benoemen gaat niet altijd even soepel. Leeuwen en tijgers heten allemaal ‘whaaah’. De hond heet ‘waf’. De krokodil en de papagaai komen er met respectievelijk ‘koko’ en ‘papaaia’ beter af. Omdat hij er zo trots bij kijkt kun je niet anders dan hem een pluimpje geven. Maar op al deze beesten raakte hij toch al snel weer uitgekeken. En steeds kwam de koe weer op nummer één.

Maar nu is zijn liefde voor koeien een beetje bekoeld. Aan het einde van de straat waar ons nieuwe huis staat is een weiland waar koeien grazen. Blij trekken we erheen, ‘Tijm, kom, we gaan koeien kijken’. Tijm, helemaal enthousiast, rent mee naar de wei, luidkeels ‘Koeien, koeien!’ roepend. We hebben geluk, de koeien staan aan onze kant van het weiland. Nog nooit heeft hij ze van zo dichtbij gezien. Hij sprint naar het hek. Een nieuwsgierige koe kuiert zijn kant op, wat is dat voor luidruchtig wezentje? Een erg groot beest naast zo’n klein mannetje. Tijm draait zich om en rent brullend mijn armen in. ‘Koeien...’ bibbert hij in mijn nek. Samen blijven we nog even kijken. Maar de bravoure is weg.

O jee

Tijm leert praten. Op zich al niet makkelijk, maar hij moet het ook nog eens in twee talen doen. Thuis spreken we Nederlands, op de crèche Engels. Dat mag de pret niet drukken, hij lijkt het allebei keurig te verstaan. Als dat in zijn straatje past wel te verstaan.

De evolutie van zijn woordenschat geeft een mooie afspiegeling van wat er belangrijk is in de wereld van Tijm. Het eerste woord, baby gebrabbel daargelaten, is ‘mama’. Heel goed, mijn moederhart voelt zich gestreeld. Daarna volgt gelukkig meteen ‘papa’. Opa en oma zijn allebei ‘baba’. Het volgende woord dat duidelijk te onderscheiden is, is ‘baby’. Dat is mama’s dikke buik, daar zit de baby immers in.

Tot dusver nogal voorspelbaar. Wat zou er nu volgen? Omdat Tijm’s leven in dit stadium voor een groot deel lijkt te draaien om het al dan niet verkrijgen van eten verwachten we iets in die categorie. Maar nee, het volgende woord is ‘shoe’. Op z’n engels dus. Hoe vaak we het ook voorzeggen, de Nederlandse g krijgen we er niet in. Niet alleen het woord maar ook het object zelf krijgt zijn uitgebreide belangstelling. Zijn eigen blauwe gympies, maar nog liever de roze met de hoge hakken van mama.
Daarna volgen als snel de woorden ‘bad’, ‘bal’, ‘doe’ (douche) en ‘toto’ (auto). Weten we meteen waar zijn prioriteiten liggen.

Het engelse ‘more’ komt ook al snel om de hoek kijken, de eerste verwijzing naar eten. Hij wil er meer van. Al snel volgen ‘appel’, ‘banaan’, ‘koekoe’ (koekje), ‘toast’ (brood) en niet te vergeten de favorieten ‘ijs’ en ‘kaas’. Met een slissend sj. Alles waar nog geen woord voor is wordt ‘die’. Waarbij hij heel hard moet wijzen, anders begrijpt niemand hem. Dat ze hem soms nog steeds niet begrijpen geeft veel frustratie. Dan schieten woorden tekort en gaat de sirene aan. De Engelsen hebben hiervoor een goede uitdrukking, ‘terrible two’s’. In het Nederlands zo mooi peuterpuberteit gedoopt. Dat hij nog lang geen twee is maakt niet uit, het schijnt al heel vroeg te beginnen en je kunt alleen maar hopen dat het voorbij is voor de echte puberteit zich aandient.

Ook ‘O jee’ is een veel gebruikte uitdrukking. Het spelletje hierbij is de bal in de struiken gooien en dan verbouwereerd ‘O jee’ blijven roepen, net zolang tot iemand hem er voor je uit haalt. Op de crèche gebruiken ze de engelse variant, ‘Oh dear’. Visualiseer maar eens negen engelse kindertjes en een Nederlands jongetje in een kringetje. Eentje laat zijn toast vallen, en de hele groep roept uit: ‘Oh dear!’ Bij het weggaan wordt er beleefd en netjes gezwaaid, ‘Bye bye!’. Na al dit aandoenlijks vergeven we hem die engelse ‘g’ weer!

zondag 1 november 2009

En Tom kan lief kijken

Ik vraag me wel eens af of mijn dochter zal gaan lijden aan het tweede kind syndroom. Ik ben zelf ook een tweede kind, de middelste zelfs. Ik geloof dat ik dat als kind wel merkte. De oudste kan immers alles eerder en beter. En de kleinste is lief en schattig, het laatste kleintje van het gezin. Dus wat blijft er over voor de middelste?

Vooral de eerste maanden heb ik het gevoel Linde soms te verwaarlozen. Grote broer Tijm eist de aandacht op. Hij staat graag in het middelpunt van de belangstelling, voert al sinds zijn geboorte graag de ‘Grote Tijmshow’ op. En Linde is een lief en rustig meisje, ze bekijkt de wereld liefst vanuit haar wipstoel. De kraamvisite werpt een blik op haar, ‘Wat een schatje!’ en gaat met Tijm spelen. Niet altijd geheel vrijwillig geef ik toe, meneer heeft technieken om dit af te dwingen. Maar het is een heel vrolijk en enthousiast baasje, dus iedereen doet het met plezier. Ook aan de telefoon met opa en oma is er minder te vertellen over haar dan over haar broer. Ja, ze kan nu lachen. Dat is erg lief. Maar Tijm kan heel goed puzzelen, heeft een puzzel van wel 30 stukjes gedaan. Jeetje wat knap.

Langzaam maar zeker kan ze wat meer. Heel normaal voor een baby, weten we al. Ze kan op haar buik liggen en haar hoofd omhoog houden. Heel soms al omrollen. Alles oppakken en in haar mond stoppen. Geweldig, maar broer Tijm leert intussen praten. We liggen dubbel van zijn verhalen, al zijn ze vaak niet te volgen.

Ze is wel heel lief, roepen we steeds. En dat is ze, vooral als ze je aankijkt met die grote blauwe kijkers. En het zal mettertijd wel goed komen met die aandacht. Als ze hele andere dingen gaat doen dan haar broer. Ze houdt misschien wel helemaal niet van puzzelen. Gaat ze met poppen spelen, als een echt meisje. Haar broer zou die met geen tang aanraken. Of kan ze uren knutselen en tekeningen maken. En tussen de lijntjes kleuren. Kunnen wij uitgebreid trots zijn.

Met ruim vijf maanden is er weer een ontwikkeling, ze kan nu op schoot een tijdlang loszitten! Dat is nieuw, Tijm kon dan wel met 6 maanden kruipen, zitvlees heeft hij nooit gehad. Hij rolde al meteen weer om, om te kijken of het gras niet ergens groener was. Pas met 9 maanden betrapten we hem erop langer dan een paar seconden te zitten. Een zittende baby is dus voor ons heel bijzonder.

We bellen de grootouders om het heugelijke nieuws te delen. De hele familie is er, dus we gaan skypen. Oom Bas is er ook met neef Tom, een paar maanden jonger dan Linde. We vertellen ons verhaal. Opa en oma zijn gepast trots. En uiteraard worden de laatste puzzelkunsten van Tijm besproken. Oom Bas is wat stil.

‘En hoe is het met Tom?’ vragen wij. ‘Nou,’ zegt hij, ‘Tom kan heel lief kijken!’

O jee, zou er ook zoiets zijn als het derde kleinkind syndroom?