‘Nee, liefie. Dat gaat niet, je kunt niet
zomaar een konijn meenemen in het vliegtuig.’
Tijm kijkt sip. Ik stel hem gerust: ‘We gaan
een fijn nieuw huis voor hem zoeken,’ zeg ik, ‘met andere kindjes om mee
spelen.’
Niet veel later is Tijm terug, een bezorgde
frons tussen zijn wenkbrauwen.
‘Mama?’
‘Ja?’
‘Als we naar Singapore gaan, nemen we dan wel
Jasmijn mee?’
Ik trek hem op schoot en knuffel hem hard.
‘Natuurlijk nemen we Jasmijn mee, gekkerd. Papa, mama, Tijm, Linde en Jasmijn.
Wij horen bij elkaar.’
Hij peinst even. ‘Ik weet wat, mama. Puff kan
bij Jenna wonen.’
Ik aai zijn hoofd. ‘Dat moeten we dan wel
eerst aan Jenna’s moeder vragen.’
Maar Jenna’s moeder schudt haar hoofd. En geen
van mijn andere vriendinnen toont interesse. Zelfs de kopers van ons huis, die
gretig het klimrek en het speelhuisje overnemen, weerstaan zijn chocoladebruine
charme.
Ook Puff’s hok werkt niet mee. Hoopte ik nog
dat zijn riante huis van twee verdiepingen met buitenren mensen over de streep
zou trekken, na zes jaar en twee verhuizingen blijkt het flinke barsten te
vertonen. De scharnieren bij de deur laten los, en door herhaaldelijk
vastschroeven splijt het hout. Er is weinig oplappen meer aan. Ik duw de deur
aan en stut hem met het oorloze stenen konijn. Zuchtend aanschouw ik mijn
lodderige werk.
Die avond, bij vrienden, probeer ik het weer.
Met grote grijns suggereer ik dat hun konijn een vriendje nodig heeft. Mijn
vriendin grijnst terug. Ze hadden er twee, twee zussen nog wel. Ze knokten
voortdurend. Ik pleit hard voor mijn gecastreerde mannetje met zachtaardig
karakter. Uitgebreid bezing ik zijn lof: Hoe hij ’s avonds als je hard in je
handen klapt meteen braaf zijn hok in rent. Hoe hij zich lief en zonder mokken
laat rondslepen door peuters en kleuters. Hoe hij nooit bijt of krabt, en er zo
gezellig bij komt als je in de tuin zit. Dat hij de borders en moestuin
leegvreet houd ik maar stil. Mijn pogingen zijn toch tevergeefs.
We zijn laat thuis, en pas de volgende dag zie ik de deur van het hok uit zijn voegen hangen. Ik stuur Roel naar buiten om hem degelijk te repareren.
‘Puff zit er niet in,’ roept hij naar binnen.
Ik kom helpen zoeken maar hij wijst al: ‘hij ligt daar, dood. Nou dat scheelt
weer.’
Boos kijk ik hem aan, en voel tranen opwellen.
Ik roep mezelf tot de orde. Wat nu? Wat doen we met de kinderen? Moffelen we
hem stiekem de container in?
Puff ligt er vredig bij, stijf en slapend, in
zijn nek een rij kleine gaatjes. Zo zinloos, hoe de vos hem greep, zonder een
hap te nemen. We halen de kinderen erbij. Ze aaien en zeggen gedag, terwijl
papa graaft. Samen gooien ze handjes aarde op het zachte wollige hoopje, dan
plukken Tijm en Linde de tuin leeg en gooien de bloemen op het kleine grafje.
En ik? Ik kijk toe met Jasmijn op mijn heup en
voel me schuldig. Omdat het mijn schuld is, van die deur. Maar vooral omdat het
stiekem wel handig is. Een hele nare gedachte.
Oeps ....euh, gecondoleerd met Puff
BeantwoordenVerwijderenIk vind dat geen nare gedachte, het is gelopen zoals het ging. Verdrietig, maar zo is het leven...
BeantwoordenVerwijderenOh, ik kan me dit heel goed voorstellen. Dat je ergens ook een beetje opgelucht bent. Dat heb ik nu met onze poes. Al ruim 18 jaar oud en zo opperdepop. Ik wil niet dat we hem in moeten laten slapen binnenkort dus hoop stiekem dat ie een keer 's ochtends niet meer wakker word. :-(
BeantwoordenVerwijderenFor the record: manlief eerste reactie was niet 'O lekker handig', zijn eerste reactie was 'arme puff'
BeantwoordenVerwijderenZielig...
BeantwoordenVerwijderenIk las het op facebook, en mijn eerste reactie was ook "lekker handig" ivm verhuizing... maar zo voelt het natuurlijk niet.
Wat een verhaal ... Een goede verhuis!
BeantwoordenVerwijderen