‘Kijk,’ wijst Tijm. ‘Mijn letter. Daar.’ En ja, op het nummerbord van de auto prijkt een T. De T van Tijm. Overal ziet Tijm de T. In een boek. Op het toetsenbord. Op het putdeksel in de stoep. Het is een mooie letter. Een fiere rechte streep. Met een dwarsstreepje. Tijm kan hem mooi tekenen. Met zijn nieuwe viltstiften. Hij tekent een lange streep. Dan nog een kleintje.
‘Kijk mama,’ roept hij. ‘Tijm’s letter.’
Mama helpt en schrijft de rest van Tijm’s naam. Tijm tekent na. De I. De J. En de M. Die is moeilijk, die M. Een lange bocht. Nog een bocht. Tijm’s hand wiebelt. De M wordt een beetje scheef. Het geeft niet. tIj3 staat er. ‘Mooi hoor,’ zegt mama.
‘Nog een keer,’ roept Tijm. ‘Oké,’ zegt mama. ‘Welke kleur?’
Roze natuurlijk. Roze is Tijm’s lievelingskleur. Mama tekent eerst. Tijm tekent na. Hij kan het heel goed. TiJE staat er. Nog een keer oefenen ze. Het puntje van Tijm’s tong steekt uit zijn mond. Voorzichtig beweegt hij de stift op en neer. TiJM schrijft hij. ‘Goed zo Tijm,’ zegt mama. Ze pakt een nieuw papier. ‘Wat nu?’
Mama moet eerst. ‘Schrijf op,’ gebiedt Tijm. Tijm zegt het voor. Mama schrijft. Tijm schrijft na. ‘Mama,’ schrijven ze. Twee keer een M. Dat vindt Tijm moeilijk. Te moeilijk. ‘Jij moet schrijven mama.' Mama schrijft door, onder elkaar. Papa. Linde. Jasmijn. Baby. Opa. Oma. Klaar. Tijm wil een nieuw papier. Tijm tekent een trein. En een vlinder. En een heleboel strepen. ‘Kijk,’ wijst hij. ‘Ik teken een heleboel enen.’
Nog een nieuw papier. Mama moet weer. ‘Een trein,’ commandeert hij. ‘Een grote trein. Een snelle trein’
Mama tekent een lange worst. ‘Nu jij,’ zegt ze. 'Jij moet de wielen doen.’
Tijm tekent een lange streep onder de trein. De wielen.
‘En ramen?’ vraagt mama. ‘Nee, jij moet de ramen doen.’
Mama tekent ronde raampjes. En een schoorsteen. ‘Neehee,’ roept Tijm, ‘het is een snelle trein. Geen stoomtrein. Geen schoorsteen.’
Tijm is boos. Hij wil geen schoorsteen. Domme mama.
‘Sorry,’ mompelt mama. ‘Ik weet wat.’ Mama heeft een trucje. Ze poetst de schoorsteen weg met de toverstift. De toverstift tovert alles wit. Tijm is blij. De schoorsteen is weg. Nu mag Tijm weer. Hij tekent mensen in de trein, achter de raampjes. Een grote. Dat is papa. Een kleine. Dat is Jasmijn. ‘En Tijm?’ vraagt mama. Snel tekent hij Tijm. En Linde. En mama natuurlijk. Mama mag naast papa.
Dan wordt Linde wakker. ‘Kom,’ zegt mama, ‘we ruimen de stiften op. Voor we Linde gaan halen.’
Want Linde mag niet stiften. De stiften zijn niet uitwasbaar. En Linde tekent op de vloer. De tafel. Het kastje. De tv. Op zichzelf. Op haar kleren. Overal. Onuitwasbaar. Het huis wordt steeds mooier. Kleuriger. Vindt Linde. Mama vindt van niet. Ze vond het huis mooi genoeg. Gelukkig heeft Mama een trucje. De toverstift. En zo worden het huis en Linde weer wit.
Ook deze is weer super hoor! Jij schrijft zo een boek vol!
BeantwoordenVerwijderenDoe mij ook zo'n toverstift (-;
BeantwoordenVerwijderenEn super he, dat letters tekenen... Of gewoon lekker samen allerlei mooie dingen tekenen.
Mamalien, 't is een setje van Bruynzeel, de witte is de toverstift!
BeantwoordenVerwijderenWat een leuk stukje! Ik kom graag verder lezen!
BeantwoordenVerwijderenHeerlijk zo met kleine ventje schrijven en tekenen. Echt qualitytime.
BeantwoordenVerwijderen