woensdag 31 oktober 2012

Overstag

Ik vond het wel een mooie gedachte, autoloos zijn. Stoer. Goed voor het milieu. En de portemonnee, want op dit overbevolkte eiland worden de wegen leeg, tenminste iets leger, gehouden door auto’s duur te maken. Heel duur.
We namen ons dus voor het zonder te doen. De kinderen worden door de schoolbus opgehaald en weer thuisgebracht. Ook het openbaar vervoer is uitstekend in Singapore. We wonen tussen verschillende bushaltes, en op minder dan vijfhonderd meter van twee metrostations. En voor waar geen bus of metro komt is er de taxi, die juist wel heel betaalbaar is. Drie of vier flinke ritten per dag zijn nog altijd goedkoper dan een eigen auto.

Een bus klinkt fijn. En dat is hij ook, als ik alleen reis. Maar wie zonder ongelukken een kleuter, een peuter, een dreumes, drie steppen en een buggy de hoge treden van een bus weet op te hijsen en tegelijkertijd met drie verschillende chipkaarten weet af te rekenen, en dit alles voor de bus weer vertrekt, verdiend wat mij betreft een medaille.
Nadat je dan de bus binnen gezwoegd bent komt de volgende uitdaging; voor hij gaat rijden (over het algemeen net als jij je voeten van de treeplank haalt) alle kinderen, steppen en buggy’s in veiligheid brengen voor ze door de hotsende bus heen schuiven en buitelen. Halverwege de rit heeft de dreumes, die je uit zelfbescherming stevig in de buggy hebt vastgesnoerd, genoeg gehad en zet het op een brullen. Terwijl jij met je ene hand de buggy op zijn plek houdt, met de andere jezelf in balans aan een paal, en je voeten de steppen vastklemmen, dwaalt je ene oog dat niet bezig is de peuter en kleuter op de achterste bank in de gaten te houden naar je tas, en puzzelt hoe je dat doosje rozijntje uit de tas, in de handen van de dreumes zou kunnen krijgen. Totdat je je realiseert dat je in Singaporese bussen, onder bedreiging van zware straffen, niet mag eten. Is iedereen eindelijk veilig en tot rust, dan ben je er, en mag je de oefening in omgekeerde richting herhalen. Op de stoep aangekomen tel je vlug je bezittingen en hoopt geen tas, kind of step in de wegrijdende bus achter te hebben gelaten.
De metro reist gemakkelijker. Maar die komt niet overal, en in de verzengende hitte dan wel tropische moesson is zelfs vijfhonderd meter te ver lopen voor drie kleine kinderen.

Dus nemen we maar weer een taxi. Die is dan wel goedkoop, komt overal en voor de eigen deur. Maar zie er maar eens een te krijgen in de spits, tijdens zware regen of op afgelegen plekken. Heb je er eenmaal een dan kun je aan een weinig aangename rit beginnen. Een peuter en een kleuter zonder stoeltjes laten vervoeren door op zijn zachtst gezegd als idioten rijdende Singaporezen is niet bepaald veilig, zeker niet met een dreumes die de hele taxi door klimt en krijst. Ook om de weg te vinden zijn ze weinig nuttig, want de gemiddelde taxichauffeur kent de wegen van Singapore slechter dan ik. Zonder van tevoren nauwkeurig uitgeplozen routebeschrijving kom je niet ver.

Kortom, we hielden het nog geen drie maanden vol. Sinds een paar dagen zijn we de gelukkige eigenaars van een zwartglanzende bolide. Net op tijd voor het regenseizoen.

maandag 22 oktober 2012

Seizoenen op z’n kop

We gingen een weekje ‘down under’. We stapten in het vliegtuig en ruim vier uur later landden we alweer. Het was vroeg, heel vroeg, in de ochtend. We lieten de ingeblikte lucht van het vliegveld achter de schuifdeuren, en snoven onze eerste Australische lucht op.
Mijn vermoeide lijf veerde meteen op. De lucht prikkelde mijn neus als frisdrank. Na de bedompte, warme lucht van Singapore vol stadsviezigheid was de geur van West Australië een letterlijke verademing. Met elke teug voelde ik mijn longen groeien. Ik proefde nieuwe, spannende smaken. Die van de Australische Bush. Eucalyptus, Peppermint Tree, en andere vreemde planten mengden zich tot een verkwikkend zoet bouquet. Mijn lijf was minder enthousiast dan mijn neus, en rilde. Zeventien graden, gaf de thermometer van onze huurauto aan. Maar het was nog vroeg, dacht ik hoopvol. Inderdaad zag ik in het uur dat volgde de temperatuur langzaam oplopen. Om hem daarna met elke kilometer weer te zien dalen, tot een regenachtige vijftien in Margaret River, onze vakantie bestemming. Hier waren we niet op gekleed. We hadden geen jassen bij ons.

Oktober is de Australische lente. In een klimaat van milde winters en hete zomers de lekkerste tijd van het jaar, zegt men. We hadden voor vertrek het weer in Perth bekeken, ruim vijfentwintig tot dertig graden, en zonnig. Daar hoefden we onze winterspullen dus niet voor uit de berging te halen. Onvoorbereid hadden we geen idee van de onbetrouwbaarheid van het Australische weer. Vier seizoenen in een dag. De wijnstreek Margaret River staat bekend als koele oase, vijf tot tien graden kouder dan Perth.

Maar we lieten ons niet kisten. We trokken al onze kleren in laagjes over elkaar aan en trokken erop uit, want de Australische lente is prachtig. Langs de kust met zijn azuurblauwe zee en parelwitte stranden bloeiden ontelbare geurige struikjes. Regelmatig brak de zon door en konden we ongelimiteerd genieten. Waar we in Singapore zo snel mogelijk de schaduw opzoeken als de koperen ploert zich laat zien, konden we ons hier eindelijk weer eens baden in zijn gouden stralen. Gelukkig had onze bungalow op de boerderij een houtkachel, en stookten we ook de avond warm.

Australië, een heerlijk land.  Vreemd wel, het einde van de wereld opeens zo westers. Rijdend door groene velden vol Friese koeien waan je je in Nederland, tot er een kangoeroe uit de bosjes hopt en je je realiseert dat die bomen geen lange rijen ondenkbaar ijle populieren, maar eucalyptussen zijn.
De sfeer is eerder Amerikaans, een van immigranten en pioniers. Van ruige natuur en saaie steden. Maar veel meer ontspannen, zorgen zijn voor morgen, nu gaat de barbecue aan. Het eten is zoet en vet, of juist diet en lite, toch zijn veel mensen te zwaar. De Engelsen namen de drank mee en de Australiërs brachten drinken tot nieuwe hoogten. Op zoek naar brood passeerden we ettelijke ‘drive-thru liquor stores’, maar de supermarkt bleef onvindbaar.

De vriendelijke mensen, de overweldigend prachtige natuur, de sprankelende lucht. Australië was geweldig. Nu ademen we weer de muffe, hete lucht van de eeuwige zomer in Singapore. Al ruikend weet ik: Er zijn ongelofelijk veel mooie plekken op de wereld, en ik wil ze allemaal bezoeken. Maar na twee maanden is Singapore al echt thuis. 

donderdag 4 oktober 2012

Het luizenleven


Al waren de afgelopen maanden stressvol met de verhuizing en de nieuwe school, de expatvrouw in Singapore heeft natuurlijk feitelijk een luizenleventje. De kinderen worden opgehaald en thuisgebracht met de schoolbus, de was en het huis schoonhouden wordt gedaan door de hulp, die indien nodig ook oppast op kleinere kinderen. Als je wilt doet ze zelfs boodschappen en kookt. Er rest de expatvrouw weinig anders dan een lege dag volplannen met manicures, pedicures, Javaanse massages en koffieafspraken. En winkelen natuurlijk, in een van Singapore’s witmarmeren shopparadijzen. Pas in de middag moet de expatvrouw aan het werk, om haar kinderen van speelafspraak naar voetbal, hockey, ballet, muziek of huiswerkles te taxiën. Letterlijk, want niet iedereen heeft een auto.

Natuurlijk is deze ‘expatvrouw’ een cliché. Natuurlijk bestaat ze wel, maar is de werkelijkheid vele tinten grijzer. Veel vrouwen werken, zorgen zelf, of doen andere nuttige dingen. En na twee maanden in Singapore worstel ík nog steeds om een minuutje voor mezelf te vinden. Het overgrote deel van de dag lijkt op de gaan aan winkelen. De supermarkt, de markt, het tuincentrum, of al die winkels waar ik, vaak tevergeefs, zoek naar bepaalde zaken waar in een gezin van vijf behoefte aan kan zijn. Haakjes voor schilderijen, een deurstop, een voetbalbroekje, balletschoenen, de juiste koelbox, glutenvrije sojasaus. Het is er allemaal wel, maar zie het maar eens te vinden. In Engeland kocht ik alles online, maar hoe de Singaporesen ook verknocht zijn aan hun elektronische gadgets, internet winkelen is hier niet aangeslagen. Ochtenden spendeer ik aan winkels afstropen voor knullige zaken. En als ik dan uitgeput thuiskom, komen ook net de kinderen thuis. En heb ik dus, na die twee maanden, nog steeds geen nieuwe bikini.

Er is echter één groot genot aan mijn zoektochten: ik doe ze alleen. Geen dreinende dreumes in mijn kielzog, die blijft bij de hulp. En dat maakt elk uitstapje, hoe suf ook, tot een heerlijke luxe. Alleen in de bus, alleen over straat lopen zonder achterom te kijken of vooruit te gillen. Alleen. Na vier jaar lang nog niet alleen naar de wc te zijn geweest kan ik er uitgebreid van genieten ongehinderd, in stilte, mijn boodschappenlijstje af te werken in de supermarkt. Een moederhand is gauw gevuld.

Op een dag krijg ik mijn kans. Tussen twee afspraken, een uurtje over. Te ver van huis om heen en weer te gaan en ik duik een winkelcentrum in. Drie schandalige kwartieren lang geef ik me over aan een goddelijke voetmassage. Met mijn ogen dicht probeer ik te ontspannen, en het schuldgevoel weg te drukken, dat ik hier gemasseerd lig te worden terwijl een ander op mijn kinderen past. Het beste moment om schuldeloos te ontsnappen is als de dreinende dreumes slaapt. Met mijn blonde peuterdochter duik ik een bikiniwinkel in. Glunderend passen we samen bikini na biniki. Zij geniet zichtbaar en ik ook, totdat ik een blik werp op de prijskaartjes, en de winkel uitkom met een nieuwe bikini voor haar, maar geen voor mij.

Misschien leer ik het wel een keer, een decadente expatvrouw zijn, en me zonder schuldgevoel over te geven aan de geneugten van het leven. En, wie weet, vind ik dan ook wel een keer die nieuwe bikini.