donderdag 27 oktober 2011

Mamathee

Het moet maar eens afgelopen zijn met dat overspannen gedoe, besluit ik. Ik ga er wat aan doen. Dromend achter mijn laptop weet ik wat ik wil. Een week lang in een verwenresort, met yoga, sauna en massage. Ik lig gestrekt, omwikkeld met een lavendel-chocolade wrap, luisterend naar rustige muzak, knabbelend aan selderij en sushi. Roel is thuis, met de kinderen, een extra dimensie aan mijn ontspannen, omdat ik me kan verkneukelen over hoe hij zal worstelen om een week lang twee peuters en een baby te verzorgen. Te zorgen voor twee wassen per dag, gezonde maaltijden en een huis waar je twee voeten voor elkaar kunt zetten zonder te struikelen. Ik zie het helemaal voor me en mijmer verder, tot de zeepbel met een pets barst. Roel ziet me aankomen. Hij zal lachen, en zeggen dat het precies één dag zou duren voor mijn bloed weer gaat borrelen. Ik heb een beter plan nodig, want natuurlijk heeft hij gelijk. Ik peins weer door. Als ook een persoonlijke masseur niet haalbaar is, wat dan wel? Pillen, liever niet, en homeopathie, ik weet het niet. Kruidenmengsels, daar houd ik van. Kruiden bevatten genoeg moleculen om mijn scheikundig hart sneller te doen kloppen en genoeg natuur en poëzie om het te verwarmen. Ik haal opgelucht adem. Eindelijk een plan: ik ga een thee maken. Enthousiast zet ik mijn potjes op een rij en denk na. Kalmeren moet ik, dat kokende bloed moet gekoeld. En meer energie graag, om de stuiterbommen bij te kunnen houden. Om de dagen na slaaploze nachten door te komen. Dat is het, ik moet tot rust komen en opgepept worden tegelijk. Is dat de paradox van het moeder zijn? Is het daarom zo moeilijk? Ik blader door boeken, neem lijsten door, maak aantekeningen. Zoveel kruiden, zoveel beloftes. Wat werkt? Wat kies ik? Opeens zie ik wat ik nodig heb: Een flinke dosis van mijn eigen kinderen.

Ik begin met drie flinke scheppen Lindebloesem. Linde werkt ontspannend, tegen nervositeit, spanningen en slapeloosheid. Dan drie scheppen Jasmijnbloemen. Jasmijn werkt op je emoties, het vrolijkt je op, helpt tegen depressieve gevoelens en schok. En, leuk voor papa, het werkt als afrodisiac. Dan een theelepeltje Tijm. Tijm is sterk, je hebt niet veel nodig voor het effect. Tijm is verfrissend en oppeppend. Goed voor je weerstand, tegen verkoudheid en het helpt je stofwisseling. Ik roer door en adem de geur vast in. Ik maak het brouwsel af met vier grote scheppen citroenmelisse, balsem voor de mamaziel. Citroenmelisse is een zacht kruid dat het hart kalmeert en versterkt. Het maakt grote en kleine zorgen dragelijk. Mijn thee is compleet en heerlijk van smaak.

Zittend op de bank adem ik de damp in die uit mijn beker omhoog cirkelt. Zonder een slok genomen te hebben voel ik me al beter. Mijn mamathee is speciaal voor mij, en heel eventjes, zolang het drinken van een kop thee duurt, kom ík op de eerste plaats. Terwijl de hete vloeistof weldadig mijn aderen door kabbelt worden om me heen knikkerbanen gebouwd en gesloopt. Er wordt gemept en geschreeuwd en ik negeer het. Drie koppen per dag, denk ik. Minstens.

donderdag 20 oktober 2011

Overspannen

Er is zo veel geschreeuw. In mijn huis, in mijn hoofd, in mijn oren en in mijn mond. Net uit de douche, nog nat, begint het al, ze willen de blauwe handdoek met de oranje ster. Allebei, en er is er maar een. Hij krijst, gromt en brult, stampvoetend. Zij blèrt met lange uithalen, krokodillentranen springen uit haar ogen. Ze druppen de gang vol, laten natte voetstappen achter en heel veel lawaai. De baby, nog in haar bedje, wordt er wakker van en huilt mee. De herrie resoneert door het huis, de druk bouwt op in mijn hersenpan en voor ik het weet schreeuw ik mee. Ik kijf, scheld en gil. Ik duw kinderen kamers in, bloot en nat en strooi nare kreten in het rond. Het lawaai is nu ook van mij. Ergens diep in mijn hoofd klinkt een klein stemmetje. Zachtjes, dan iets harder, probeert het stemmetje over het lawaai heen te komen. ‘Niet schreeuwen,’ roept het stemmetje. ‘Dat werkt alleen averechts. Loop nou even weg, naar beneden, bedaar. Tel tot tien en kom rustig terug. Stop met schreeuwen. Stop met schreeuwen. Stop met schreeuwen.’ Ik hoor het stemmetje wel, maar de goede raad wordt niet verwerkt en mijn mond schreeuwt door. Hoe de razende schreeuwpartij eindigt gaat verloren in een zee van geluid. Opeens zit ik daar, met twee blote, nog glimmend natte kinderlijfjes tegen me aangedrukt. Nahikkend legt zij haar hoofd in mijn nek. Hij klemt zijn armen stevig om ons drieën heen. Het is stil en ik weet niet wat ik moet zeggen dus knuffel ik maar.

Ik droog ze af en kleed ze aan. Ze spelen, dan weer leuk, dan weer boos schreeuwend. De baby krijst mee, moe van gemiste slaap. Ik negeer het, met tuitende oren. Ik weet wel waardoor het komt. We zijn niet uitgeslapen, want baby’s tanden staan op het punt van doorbreken en ook de nacht was vol gehuil. We zijn uitgeput van het geschreeuw. En ik schaam me. Nooit meer, neem ik me voor, nooit meer laat ik me zo gaan. Ik word een goede moeder.

Een paar uur later sta ik bij de deur, jas aan, we moeten weg, de peuterschool wacht. Ze komen niet, al roep ik ietsje harder. Dan komen ze de trap af, op hun billen, hun meest ondeugende blik in hun ogen. Ik loop naar boven, de overloop op en stuit op een berg. Een hele hoge berg. Alle kleren, uit alle kasten, liggen op deze berg. Ik zie mijn drie peutervrije uren verdampen, opgaan in uitzoeken, vouwen en opruimen en de stoppen slaan weer door. Heel ijl klinkt nog het stemmetje, het zijn peuters, zie er de lol nou van in, maar het vervliegt in de denderende tirade die volgt.

Anderhalf uur later, de peuters op de peuterschool, de baby in bed en de kleren weer in de kast, is het stil in huis. In mijn hoofd tettert en schettert het door, tot in mijn trillende vingertoppen echoot het geschreeuw na. De rust komt niet, het werk blijft liggen en voor ik het weet is het tijd de peuters weer op te halen.

donderdag 13 oktober 2011

Zoete slaap

Het verhaal is uit. ‘Kom op jongens, je bed in,’ zeg ik.
Linde gaat liggen. Het puntje van haar kin net boven de deken. Tijm gaat ook liggen, op de grond, middenin de kamer. Ik frons mijn wenkbrauwen. ‘Naar je bed Tijm, en snel.’
Tijm grijnst en blijft liggen. ‘Of zal ik je je bed in kietelen?’ roep ik.
Hij blijft liggen en ik val aan. Ik kietel en kriebel, Tijm giechelt en wriemelt. Ik pak hem op, zijn voeten in één hand, zijn handen in de andere. Ik zwaai hem omhoog en jonas hem zijn bed in. ‘Wil je nog een kusje?’
‘Nee,’ roept Tijm en kruipt onder de deken.
Linde wil er wel een. Zoetjes kust ze terug, maar het halfdonker verhult de ondeugende twinkel in haar ogen niet.
Ik laat de deur op een kier en loop naar beneden. Even negeer ik het gemompel, het gesluip, de stappen door de gang. De lopende kraan. Dan hoor ik geroep. ‘Mama!’
‘Mahama!’
Ik zucht naar boven. ‘Mama, we hadden dorst. We zijn nat.’
De plas op de vloer en de doorweekte pyjama’s, ik zie het. Ik droog af, kleed om en stop weer in. Ik ben de trap nog niet af of er klinkt opnieuw geroep. ‘Mama!’
‘Mama, we moeten plassen.’

Een half uur en veel op en neer later ben ik het beu. Ik bulder de trap op. ‘Als jullie nu niet gaan slapen dan zwaait er wat. Dan, eh, dan...’ Dan wat? Ik spuug eruit: ‘Dan gaan we morgen niet naar de speelgroep. Slapen. Nu.’ De deur slaat achter me dicht. Die zit, denk ik nog. Het duurt niet lang voor ik mijn fout besef. Ik had me op de speelgroep verheugd. Even probeer ik de herrie te negeren, murw geschreeuwd, moe. De herrie wordt harder, gestommel klinkt, gebons en dan een harde knal. Ik stamp naar boven, open nijdig de deur en zie een berg knuffels, speelgoed en boeken. Bovenop twee dekens en twee peuters. Mijn buik proest, mijn mond trekt, maar ik lach niet. Ik tel tot tien, kijk nog eens goed en de boosheid komt vanzelf. ‘Oké. Geen speelgroep morgen. In. Jullie. Bed. Nu!’
Het speelgoed schuif ik willekeurig in dozen en kasten. Ze liggen, maar ik ben de deur nog niet uit of ik hoor alweer beweging. Ik draai me om, gris Tijm uit bed en draag hem naar ons grote bed. Hij sputtert tegen, wil niet alleen, niet zonder zijn zusje. Ik zwijg, stop hem in, kus hem, doe lichten uit en deuren dicht. Linde ligt stil, met grote ogen. Ik aai over haar haar en sluit ook haar deur. Het blijft stil.

Niet veel later ga ook ik, afgemat, naar bed. In het donker tast ik rond. Waar is die jongen? Ik knip het licht aan. Het bed is leeg. Ik sluip de kinderkamer in, tuur door het duister, maar ook Tijm’s bed blijkt leeg. Beduusd kijk ik om me heen. Ik vind hem in Linde’s bed, broer en zus innig verstrengeld, in diepe rust. Even aanschouw ik het zoete tafereel. Dan, heel gemeen, peuter ik ze uit elkaar.

woensdag 12 oktober 2011

Moodkids


Een hele leuke nieuwe site, voor moeders, voor kinderen: Moodkids.

Op MoodKids lees je iedere dag de leukste zaken die jou en je kind (-eren) aangaan. Ze delen met jou trends, DIY tutorials, nieuwe producten, downloads, recepten, kinderboekrecensies, fashion, design en nog heel veel meer op kindergebied. Er komen leuke give away acties, kortingen en een geselecteerde groep MoodKids Members staan straks speciaal voor jou klaar in de shoppingguide. En daar verzamelen ze natuurlijk alleen de meest bijzondere webshops voor je kids en jou zelf! Er komt geregeld een Moodies Magazine uit met bijzondere producten, weetjes, fashion, interviews en andere leuke dingen die je niet mag missen.

En, om de week op woensdag vind je een bijdrage van mij, over koken met kleine kinderen. De eerste twee staan er al op, dus ga snel kijken!

donderdag 6 oktober 2011

Wachten op weer

Met sippe, druipende, tegen vensterglas gedrukte neuzen wachtten we op de zomer. Hij kwam maar niet. Het was grijs en grauw, bar, nat en boos. Soms was hij er even en renden we schielijk door zonnestralen over het gras. We gooiden truien en schoenen uit en smeten met water. Snel en haastig genoten we, tot de wind wolken voor de zon blies en we onze jassen tegenstribbelend weer aansjorden. We stampten op laarzen door plassen, droogden de glijbaan met luiers en speelden door. We vermaakten ons wel, deze herfstige zomer. Toch misten we wat. Wanneer de zomer komt, zeiden we, als hij komt, dan gaan we naar het strand. Dan rijden we vanuit ons middelste middelpunt van Engeland naar de kust, een weekend lang.

We wachtten, we wachtten. Juli kwam en ging, augustus zwaaide nog even. September druilde mismoedig voort tot opeens, op een haar na oktober, de computer de voorspelling uitschreeuwde: zonnig! warm! zesentwintig graden! We boekten bed & breakfast, laadden de auto vol kinderen en genoeg spullen voor een maandenlange trektocht door donker Afrika en togen naar Devon. Om zes uur, nou ja, half zeven, wreven we het herfstige donker uit onze ogen en draaiden de snelweg op. Achterin soesden de kinderen en tevreden neuriënd legde ik mijn blote voeten op het dashboard. We’re on the road again. Vier uur en een korte plasstop later was het gebrul op de achterbank niet meer te sussen met ‘we zijn er bijna’ en rijstecrackers en waren we er gelukkig. Bijna. Een picknick, eiste de achterbank. Dat hadden we gepland, aangekomen op onze bestemming zouden we het eerste strand opdraaien, picknickkleed, koelbox, handdoeken, emmers, schepjes, visnetten, luiertassen, zwembroeken en zonnebrillen opgraven uit de overvolle achterbak en ons de rest van de dag niet meer verplaatsen. Daar, wees ik met het bordje mee, daar is het strand. Voor ons rees een hoge berg op. Achter de berg de zee.

Het gebrul op de achterbank zwol aan. Daar, wees ik wat mensen met schepnetjes na. We parkeerden en laadden de buggy vol. De schepnetjes verdwenen in de berg en wij ook, door tunnels gingen we er in en er door, tot aan een piepklein strandje. Het was hoog water. We schudden het picknickkleed uit en aten. De kinderen speelden in de branding en liepen blauw aan. Klappertandend keken we omhoog, naar de klif en naar de zon die er op zijn tenen overheen gluurde. Nog even, hoopten we, de lichte plekken bestuderend die schoorvoetend over de rotsen naderbij kwamen. Nauwlettend hielden we de zee in de gaten die zich terugtrok om ruimte te maken voor kiezel en zon. We hadden al zo lang gewacht. Het kon er nog wel bij. Toen, toch nog opeens, stroomde de zon de berg over en creëerde een gouden paradijs. De terugtrekkende zee liet een zwembad achter en poeltjes vol vis, krabbetjes, garnalen, zeewier en stenen. We zonnebaadden, zwommen, schepten, zochten schelpen, klommen op rotsen en aten steentjes. We smeerden geen zonnecrème en verbrandden niet. We hadden lang gewacht. We hebben in tijden niet zo genoten.